Fint - Alosa fallax
Algemeen
Algemene kenmerken |
|
---|---|
Naam soort(en)groep |
Fint - Alosa fallax |
Regio |
Nederland |
Watersysteem |
Rivieren, zee, estuaria |
Natuurparameter |
Vissen |
HR nr |
H1103 |
Factsheet opgemaakt door |
K.E. van de Wolfshaar |
|
Foto: www.natura2000rhone.free.fr |
Habitat beschrijving
De ondersoort fallax van de Fint komt voor in de oostelijke kustzone van de Atlantische Oceaan, van noordelijk Marokko tot zuidelijk Noorwegen en in de Oostzee. In meren in Ierland en Italie worden niet-trekkende (land-locked) populaties aangetroffen van andere ondersoorten van de Fint. De Middellandse Zee met haar kustzone herbergt nog twee andere ondersoorten met zowel anadrome vissen als niet-trekkende populaties in zoet water. De Fint is in Nederland een anadrome trekvis. Migratie, paaien en opgroeien van de Fint zijn afgestemd op het getijdenmilieu. De trek van de volwassen exemplaren vanuit zee naar het estuarium begint als de temperatuur boven de 11-12 °C komt. Voor het paaien worden grindbeddingen opgezocht die onder invloed van het getij staan maar waar het water (vrijwel) zoet is. Een watertemperatuur van tenminste 18 °C is vereist. De paaitijd valt in het late voorjaar (mei/juni). Het paaien vindt plaats bij hoog water als de stroomsnelheid van de rivier laag is en de bevruchte eieren naar de kiezelbodems kunnen zakken. Daar liggen ze veilig, terwijl de stroming hen van zuurstof voorziet. Na de warmste periode van het jaar beginnen de jonge finten aan hun trek richting zee. Tijdens opkomend water zoeken de jonge vissen hun voedsel relatief hoog in de waterkolom, maar bij eb - wanneer de stroomsnelheid hoger is - blijven ze dicht bij de bodem, omdat ze anders mee naar zee worden gespoeld. In oktober-november bevinden ze zich in het brakke deel van het estuarium en hun eerste winter kunnen ze al in zee doorbrengen. Naarmate de vis groter wordt, trekt zij geleidelijk verder de zee op. Wanneer ze geslachtsrijp is (na drie tot vijf jaar), keert ze terug naar de paaiplaatsen #1.
Algemeen voorkomen
De Fint komt voor in de oostelijke kustzone van de Atlantische Oceaan, van noordelijk Marokko tot zuidelijk Noorwegen en in de Oostzee. Tot in de jaren 30 was de Fint algemeen in Nederland vooral in de benedenrivieren. De Fint werd na het uitsterven van de Elft intensief bevist wat een snelle afname van de aantallen tot gevolg had. Na het afsluiten van het Haringvliet heeft de Fint niet meer gepaaid in Nederland, na de jaren 90 zijn er wel weer jong Finten waargenomen maar van een stabiele populatie is geen sprake #2.
Voedselhabitat en strategie
Juvenielen eten voornamelijk invertebraten, vooral estuarien zooplankton. Als ze groter worden gaan ze ook kreeftachitigen en kleine vis eten. Adulten eten voornamelijk vis, met een voorkeur voor andere haringachtigen #3.
Reproductie en migratie
Migratie van deze anadrome vis vind plaats in het voorjaar als de watertemperatuur hoger wordt dan 11 graden. Reproductie gebeurt in grindbeddingen dicht bij zee maar waar het water nog net zoet is en indien de watertemperatuur hoger dan 18 graden (mei/juni). Deze vissen zijn na 3 tot 5 jaar geslachtsrijp. Een groot deel sterft na het paaien terwijl enkelen terug naar zee gaan #1.
Leeftijd en mortaliteit
Larven leven 1 tot 2 jaar in de rivier alvorens ze naar zee trekken. Een Elft leeft maximaal circa zeven jaar #1.
Dosis-effect relaties
De dosis-effect relaties voor de Fint zijn onderverdeeld in de geschikheid van de hoofdstroom voor de trek, het zuurstof gehalte van het water en de kenmerken voor een geschikt paaigebied. Het zuurstofhalte is zowel voor de trekroute als voor het paaigebied van belang. Op literatuur gebaseerde dosis-effect relaties over de passeerbaarheid van stuwen en dammen voor de Fint ontbreken op dit moment. De dosis-effect relaties die hier gegeven zijn zijn gebaseerd op schatting en kunnen een te positief beeld geven. De dosis-effect relaties over de passeerbaarheid zijn niet soort specifiek!
Stroomdiagram
graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Stroomsnelheid hoofdstroom| Gemiddeld miniumum zuurstof gehalte "
shape = "record"
];
"node3" [
label = "HGI algemeen "
shape = "record"
];
"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];
graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Zoutgehalte| Temperatuur| Substraat| Getijde verschil"
shape = "record"
];
"node3" [
label = "HGI Migratie"
shape = "record"
];
"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];
graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Barriere stroomopwaarts| Barriere stroomafwaarts"
shape = "record"
];
"node3" [
label = "HGI paaigebied "
shape = "record"
];
"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];
Algemene dosis-effect relaties
Dosis-effect relatie voor migratie
barriere |
HGI stroomopwaarts |
HGI stroomafwaarts |
---|---|---|
spuisluis |
0.5 |
1 |
scheepvaartsluis + stuw + vistrap |
0.7 |
1 |
scheepvaartsluis + stuw + waterkrachtcentrale + vistrap |
0.7 |
0.7 |
NB: Na 2007 moeten alle stuwen in Nederland van vistrappen zijn voorzien.
Referentie: Expert Judgement Jan Kranenbarg
Onzekerheid en validatie
De dosis-effect relaties zijn niet gevalideerd.
Toepasbaarheid
De dosis-effect relaties zijn toepasbaar voor riviermondingen en estuaria in Nederland. De dosis-effect relaties voor het paaigebied zijn niet op Nederland van toepassing.
Voorbeeld project
Er is op dit moment geen voorbeeld projekt aanwezig.
Referenties
1 http://www.minlnv.nl/natura2000
2 Janssen, J.A.M. en Schaminee, J.H.J. Europese natuur in Nederland; soorten van de Habitat richtlijn. 2004
3 Maitland, P.S. and Hatton-Ellis, T.W. Ecology of the Allis and Twaite Shad. Conserving Natura 2000 Rivers Ecology Series 3. 2003
4 OVB kopien