You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 53 Next »

Binnen het Nationaal Water Model (NWM) behandelt het onderdeel Zoetwater (ZW) de zoetwatervoorzieningsvraagstukken op nationaal niveau in Nederland ter ondersteuning van beleidsvragen.

Het onderdeel Zoetwater bestaat uit een keten van modellen die sequentieel informatie aan elkaar doorgeven. Het Landelijk Hydrologisch Model (LHM) vormt hierbij de basis voor alle berekeningen en voorziet de workflows van het Landelijk SOBEK Model (LSM) en het Landelijk SOBEK Model Light (LSM Light) van randvoorwaarden. Uitvoer van het LSM wordt gebruikt om gegevens voor de KRW-Verkenner te genereren, met behulp van de module WQINT. Uitvoer van het LSM Light wordt gebruikt om het Landelijk Temperatuur Model Light (LTM Light) te voeden. Daarnaast wordt uitvoer van het LHM gebruikt om de effectmodule AGRICOM te draaien.

De externe verzilting kan worden berekend met het Sobek-RE model NDB (Noordelijk Delta Bekken). De berekende chloride waarden worden in het LHM gebruikt. De randvoorwaarden komen echter ook uit het LHM en LSM Light. Daarom moet vooraf aan het LHM een iteratieslag gemaakt worden: LHM zonder zout; LSM Light zonder zout; NDB - externe verzilting. Deze iteratieslag is op deze manier ook opgenomen in de boomstructuur van workflows in het NWM, de topology.

Het LHM is het geïntegreerd landsdekkende grond- en oppervlaktewater model van Nederland. Het model is ontwikkeld door Rijkswaterstaat, STOWA, PBL, Deltares en Alterra en wordt beheerd door het NHI consortium. LHM is opgebouwd uit 4 gekoppelde modellen:

  1. MODFLOW grondwaterstroming voor de verzadigde zone;
  2. MetaSWAP grondwaterstroming voor de onverzadigde zone;
  3. MOZART voor het regionale oppervlaktewater;
  4. Distributiemodel (DM) voor het landelijke waterverdelingsnetwerk.

In het LHM is Nederland geschematiseerd in cellen van 250 x 250 meter in de horizontaal. In de verticaal heeft het 7 modellagen voor de ondergrond en bodemcompartimenten (MODFLOW en MetaSWAP). Voor het oppervlaktewater worden circa 8500 afwateringseenheden onderscheiden (MOZART), die weer in connectie staan met circa 250 grotere regionale eenheden (districten) die gekoppeld zijn aan het landelijke waterverdelingsnetwerk (DM). Het distributie model (DM) bepaalt de beschikbaarheid van water in het regionale oppervlakte water. Het gekoppelde MOZART-DM model rekent op decade basis, maar kan eventueel ook op dagbasis rekenen.

Met het LSM kunnen meer gedetailleerde berekeningen in het oppervlaktewater uitgevoerd worden. LSM Light bestaat uit een subset van de regionale wateren van het LSM om snellere berekeningen mogelijk te maken.

Het LTM Light maakt het mogelijk om de watertemperatuur van het oppervlaktewater van de grote nederlandse rivieren door te rekenen.

Voor een grafisch overzicht van hoe de modellen met elkaar gekoppeld zijn, zie figuur Z.1.

Binnen het onderdeel Zoetwater kunnen negen scenario's doorgerekend worden, zie tabel Z.1. Daarnaast zijn er drie strategiën beschikbaar voor de scenario's "2015 - Referentie'14" en "2050 - Warm'14", zie tabel Z.2.

Een overzicht van:

Tabel Z.1. De scenario's van Zoetwater (landelijk) in het NWM en de bijbehorende socio-economische en klimaatscenario's*.  
 Basisprognoses 2016 (1980-2006)basisprognoses 2018 (1911-2010)

Zichtjaar Deltascenario

Klimaatscenario ‘14

WLO scenario ‘05

Klimaatscenario ‘14WLO scenario '15

Referentie

REF15

REF15

REF17REF17

Druk 2050

GL

Hoog

GLHoog

Rust 2050

GL

Laag-???

GLLaag - Spreidingsvariant

Stoom 2050

WH

Hoog-???

WHHoog - concentratievariant

Warm 2050

WH

Laag

WHLaag

Druk 2085

GL

Hoog

  

Rust 2085

GL

Laag-???

  

Stoom 2085

WH**

Hoog-???

  

Warm 2085

WH

Laag

  
Parijs - 2050***  GL????

 

*   KNMI geeft in haar rapportages een bandbreedte binnen de klimaatscenario's. Hierbij is de ondergrens gekozen van het GL-scenario en de bovengrens voor het WH-scenario's om de scenarioruimte zo groot mogelijk op te spannen. 

** Voor de Rijn bij Lobith en de Maas bij Borgharen/Monsin worden de afvoeren bepaald met behulp van GRADE (Hegnauer et al, 2014). Voor beide stroomgebieden bleek echter een extra scenario nodig om de hoekpunten van de scenario’s goed op te kunnen spannen conform de bandbreedte van de ICCP-CMIP5 scenario’s. Hierdoor zijn twee varianten voor het WH scenario gemaakt, het WH en het WHdry scenario. Voor Zoetwater is het WHdry scenario toegepast (“droge” toepassing) voor afvoeren Rijn en Maas.

 

*** Parijs-2050 is geen scenario, maar een variant die voor de basisprognoses 2018 extra wordt doorgerekend.

 

 

 

 

Tabel Z.2. De huidige strategien van Zoetwater in het NWM.
Strategie
Omschrijving
S0Basisprognoses berekend m.b.v. KNMI'14 26-jarige klimaatreeks (1981-2006); beschikbaar voor alle scenario's
S1WABES prognoses berekend m.b.v. KNMI'14 100-jarige klimaatreeks (1911-2011); beschikbaar de scenario's "2015 - Referentie'14" en "2050 - Warm'14"
S2WABES prognoses met maatregelen* berekend m.b.v. KNMI'14 100-jarige klimaatreeks (1911-2011); beschikbaar de scenario's "2015 - Referentie'14" en "2050 - Warm'14"

*ten opzichte van strategie 1 (S1) zijn er in strategie 2 (S2) drie maatregelen toegepast: 1) Flexibel peilbeheer IJsselmeer, 2) Roode Vaart, en 3) KWA , zie memo 'Implementatie maatregelen WABES' voor nadere toelichting over deze maatregelen.

 

Figuur Z.1. Overzicht van de modellen en modules in de workflows van Zoetwater.

 

  • No labels