Rivierprik - Lampetra fluviatilis
Algemeen
Algemene kenmerken |
|
---|---|
Naam soort(en)groep |
Rivierprik - Lampetra fluviatilis |
Regio |
Nederland, West Europa, Oostzee |
Watersysteem |
zee, rivieren |
Natuurparameter |
vissen |
HR nr |
H1099 |
Factsheet opgemaakt door |
K.E. van de Wolfshaar |
|
Foto: fish.com.ua/ |
Habitat beschrijving
Algemeen voorkomen
Verspreiding in de kustwateren en aangrenzende rivieren van West-Europa, de Oostzee en Zuid-Noorwegen to het westelijke bekken van de Middellandse Zee. Adulten verblijven in riviermondingen en kustwateren. In Nederland ligt het centrum van het verspreidingsgebied, nm in de Zuid-Hollandse en Zeeuwse wateren. Door de aanleg van stuwen en dammen is de populatie sterk achteruit gegaan. De Rivierprik wordt tegenwoordig nog het meest aangetroffen in de grote rivieren. De exacte verspreiding is echter niet bekend; anders dan de Zeeprik wordt deze vis bijvoorbeeld haast niet in netten en fuiken gevangen #2.
Voedselhabitat en strategie
De adult zijn parasitair op andere vissen, larven voeden zich met micro-organismen #2.
Reproductie en migratie
Anadrome trekvis. Paaitrek naar zoet water begint in de herfst (sept-okt) en duurt tot in het voorjaar. De paaigronden zijn in het algemeen onbeschaduwd en de bodem bestaat uit zand of grind, met een voorkeur voor diepere plaatsen in snelstromend water. Larven blijven enkele weken op de paaigronden voor ze met de stroom mee naar gebieden met zachtere bodem worden vervoerd #1. Over de voortplantingsplaatsen is weinig bekend: de larven leiden een onopvallend bestaan in de rivierbodem en zijn bovendien moeilijk herkenbaar. We moeten het doen met incidentele waarnemingen. Langs de Limburgse Maas is de soort gevonden in de zijriviertjes Roer en Geul, zodat daar waarschijnlijk paaiplaatsen liggen. In de Drentsche Aa zijn de laatste jaren enkele paairijpe exemplaren aangetroffen, wat aannemelijk maakt dat ook deze beek als paaigebied wordt gebruikt. Het lijkt erop dat de soort zich in ons land in dit verband wat anders gedraagt dan elders; in andere delen van Europa liggen de paaigronden vooral in midden- en bovenlopen van de grotere rivieren #1.
Leeftijd en mortaliteit
Vanaf een leeftijd van 7 a 8 jaar wordt er gepaaid #4.
Dosis-effect relaties
Hieronder zijn rekenregels gegeven over algemene kenmerken van het habitat van de Rivierprik. Tevens is er een aanvullende rekenregel, specifiek voor het paaigebied.
Op literatuur gebaseerde rekenregels over de passeerbaarheid van stuwen en dammen voor de Rivierprik ontbreken op dit moment. De rekenregels die hier gegeven zijn zijn gebaseerd op schatting en kunnen een te positief beeld geven. De rekenregels over de paseerbaarheid zijn niet soort specifiek!
diepte (m) |
HSI |
---|---|
0.01 - 0.3 |
1 |
> 0.3 |
0 |
Referentie #4
Rekenregel specifiek voor paaigebied
aanwezigheid kiezel |
HSI |
---|---|
geen |
0 |
weinig |
0.1 |
matig |
0.35 |
redelijk |
0.65 |
veel |
1 |
Referentie: #2
Rekenregel voor migratie
barriere |
HSI stroomopwaarts |
HSI stroomafwaarts |
---|---|---|
spuisluis |
0 |
|
scheepvaartsluis + stuw + vistrap |
0.7 |
|
scheepvaartsluis + stuw + waterkrachtcentrale + vistrap |
0.7 |
0.7 |
NB: Na 2007 moeten alle stuwen van vistrappen zijn voorzien.
Referentie: Jan Kranenbarg
Onzekerheid en validatie
Deze rekenregels zijn niet gevalideerd.
Toepassingsgebied
Voorbeeld project
Niet aanwezig.
Referenties
voorbeeld
1 http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000
2 Klein Breteler J.G.P. en Kranenbarg, J.. Gidssoortenmatrix Ecologische Netwerkstudies: annex vis. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. OVB Onderzoeksrapport 87: 56 pp + 6 bijlagen. 2000
3 OVB rapport 1995 (details onbekend)
4 Resultaten literatuurstudie rivierprik.pdf :REFERENTIE OPZOEKEN