You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 59 Next »

Detailed check (partly in Dutch)

 

The detailed check is a probabilistic check on section level ("vakniveau"). The way in which dike sections are defined are described in the Schematiseringshandleiding zettingsvloeiing. Per dike section the following steps have to be passed through subsequently, see also Rekenregels voor gedetailleerde toets:

 

Step 1             Determine the probability of occurrence per subsurface scenario Si: P(ZV|Si)

Step 2             Determine the probability of occurrence for all subsurface scenario's: P(ZV|Si)P(Si)  (not supported by D-FlowSlide)

Step 3             Determine the probability of exceedance of the maximum allowable retrogression length (inscharingslengte) given the occurrence of a flow slide: P(L > Ltoelaatbaar|ZV).

Step 4             Determine the probability of exceedance of the maximum allowable retrogression length (inscharingslengte) of the dike section: P(L > Ltoelaatbaar)vak.

Step 5             Check if P(L > Ltoelaatbaar)vak is less than the allowable probability Peis,vak. (not supported by D-FlowSlide)

 

Step 2 is not supported by D-FlowSlide. In case of more than one subsurface scenario, for each scenario (P(L > Ltoelaatbaar)vak)P(Si) can be calculated and then combined in (P(L > Ltoelaatbaar)vak). In fact step 2 is done after step 4.

Also Step 5 is not supported by D-FlowSlide and should be done by hand.

Step 1

Determine the probability of occurrence per subsurface scenario P(ZV|Si)

First per subsurface scenario the frequency F(ZV|Si) is calculated:

 

(1)

 

The frequency is transformed into a probability with:

 

 

(2)

 

A detailed description how the parameters in the equations above should be determined is given in the schematiseringshandleiding. Below a brief description is given, by subdividing the parameters referring to slope geometry, soil properties/state and dynamics of the geometry respectively:

 

Geometry (see figure below):

The geometry of the fictitious under water slope (rekentalud), resulting in highest probability of failure during the assessment period (e.g. 12 years) is characterized by the fictitious slope height HR [m] slope angle αR [graden]:

(3)

with

(4)

in which:

Hgeul     channel depth [m]

Δhonder  height of the slope above the water level during extremely low tide: “niveau van geulrand” – “niveau LLWS/OLW/OLR” [m]

hdijk       crest height of the dike above the outer dike toe [m]

B          distance between outer dike toe and top of the top of the channel bank ("geulrand"). In case of a "schaardijk": B = 0 [m]

αR         angle the (schematized) under water slope [degrees]

αboven    angle of the outer slope of the dike [degrees]

α’boven   fictitious slope angle of a line running from the top of the channel bank to the crest of a fictitious dike with a height equal to two times the actual dike height [degrees]. In case of a "schaardijk" α’boven = αboven

 

Other parameters in the figure (Dutch)

 

LLWS meerjarig gemiddelde van het laagste springlaagwater ten opzichte van NAP, geldig in het kustgebied en de estuaria.

OLW    Overeengekomen Laag Water ten opzichte van NAP, geldig in het benedenrivierengebied (in Waal stroomafwaarts van Tiel).

OLR     Overeengekomen Lage Rivierstand ten opzichte van NAP, geldig in het boven­rivierengebied (in Waal stroomopwaarts van Tiel), hetgeen overeen­komt met de Overeengekomen Lage Afvoer bij Lobith.

 

A detailed description how various bends (characteristic points) are determined is given in the schematiseringshandleiding.

 

 

 

 

Material parameters:

ψ5m,kar            de karakteristieke waarde van ψ5m [-]. ψ5m is het gemiddelde van de state parameter ψ over in totaal 5 m (verticaal) van de meest verwekingsgevoelige (= hoge y–waarde) lagen gelegen tussen de geulrand en 0,5 HR onder de geulbodem.

d50,gemiddeld,kar   de karakteristieke waarde van d50,gemiddeld [m]. d50,gemiddeld is de gemiddelde mediane korreldiameter is over alle zand- en siltlagen tussen geulrand en geulbodem.

Fcohesivelayers     is een parameter die de invloed van stoorlagen uitdrukt [-]. Zie onderstaande tabel.

 

Hoe de waarde van bovenstaande parameters te bepalen, is beschreven in de schematiseringshandleiding.

 

(0,5m < laagdikte < 5m)

Fcohesivelayers

Vrijwel geen klei- en/of veenlaagjes

1/3

Beperkt aantal klei- en/of veenlaagjes

1

Groot aantal klei- en/of veenlaagjes

3

 

 

Beweeglijkheid:

  • Vlokaal is een maat voor de beweeglijkheid van de vooroever. Deze kan bepaald worden door de grootste waarde te nemen van:

–         de snelheid van de terugschrijding of vooruitgang van de waterlijn,

–         de terugschrijding of vooruitgang van het gemiddelde talud

–         de snelheid van de verdieping aan de teen maal cotαR.

De minimale waarde die ingevuld moet worden voor Vlokaal is 0,0001 m/jaar

  • VZeeland is de beweeglijkheid van een gemiddelde Zeeuwse vooroever, waarop de optredingskansformule in de gedetailleerde toetsmethode gebaseerd is. Voor VZeeland dient 1 m/jaar gekozen te worden.

Voor meer informatie over bepaling van deze parameters wordt verwezen naar de schematiseringshandleiding.

Stap 2 ( niet ondersteund door D-FlowSlide )

Bepaling optredingskans zettingsvloeiing voor alle grondopbouwscenario’s P(ZV)

Combineer de optredingskansen voor de verschillende ondergrondscenario’s, zoals bepaald in de vorige stap, tot een totale optredingskans:

(3)

waarin P(Si) de kans van aantreffen op scenario Si is. Hierbij geldt dat .

Stap 3

Bepaal overschrijdingskans toelaatbare inscharingslengte gegeven een vloeiing P(L > Ltoelaatbaar|ZV)

Als een zettingsvloeiing plaatsvindt, zal een deel van het vervloeide materiaal naar de zijkanten afvloeien. Door dit tweedimensionale effect zal de oppervlakte van de verdwenen grond bovenin het dwarsprofiel (oppervlak 1 onderstaande figuur) ongeveer een factor 1,4 groter zijn dan de oppervlakte van de grond die er aan de onderkant (oppervlak 2) bijkomt. Het uitvloeiingsprofiel heeft ook niet één gelijkmatige taludgradiënt maar bestaat uit ruwweg twee delen; een zeer flauw ondergedeelte en een steiler bovengedeelte.

 

Figuur: Inscharingslengte (L) na zettingsvloeiing


De variabelen in bovenstaande formule zijn onzeker. Op basis van statistische analyse van de geometrische kenmerken van circa 140 vloeiingen in de Zuidwestelijke Delta is voor elke variabele de verwachtingswaarde, standaardafwijking en type verdeling bepaald. De resultaten zijn weergegeven in onderstaande tabel.

De standaardafwijking van parameters c en cotan(a) zijn niet gebaseerd op waarnemingen en dus schattingen.

 

 

 

 

Onderliggende normale verdeling

X

E(X)

σ(X)

Type verdeling

μ(X)

σ(X)

cotan(γ)

16,8

7,1

Lognormaal

2,82

0,38

cotan(β)

2,9

1,7

Lognormaal

1,05

0,47

D/H

0,43

0,06

Normaal

 

 

c

1,4

0,1

Normaal

 

 

cotan(α)

 

0,05·μ(X)

Normaal

 

 

Tabel Overzicht geometrische variabelen. Omrekening verwachtingswaarde en standaardafwijking vanuit het gemiddelde en standaardafwijking van de onderliggende normale verdeling:  en

 

Voor bepaling van de kans op overschrijding van de toelaatbare inscharingslengte moet de volgende betruwbaarheidsfunctie opgelost worden:

 

(4)

 

Deze functie kan exact opgelost worden door de kansdichtheidsfuncties alle variabelen in bovenstaande tabel mee te nemen, niveau III, of door de functie te lineariseren in het ontwerppunt, waarbij de kansverdeling van elke variabele wordt benaderd door een standaard normale verdeling, niveau II.  

In D-FlowSlide wordt de betrouwbaarheidsfunctie met een FORM analyse opgelost. De volumebalans wordt numeriek opgelost. Dat betekent dat rekening kan worden gehouden met beperkte berging, bijvoorbeeld in het geval van een smalle geul.

 

Note: During the different steps of the FORM analysis, the values of the four probabilistic parameters (D/H, c, cotan γ and cotan β) can lead to a damage profile outside the geometry limits. That's why the program extrapolates the geometry at both left and right sides by extending the surface line with an horizontal line (length is 1000 m) starting at the point situated at geometry limit as illustrated in figure below.

Stap 4

Bepaal toelaatbare faalkans per dijkvak P(L > Ltoelaatbaar)vak,toelaatbaar

De berekende kans uit vergelijking (2.8) dient nu te worden getoetst aan een maximaal toelaatbare faalkans.

In zowel de globale als gedetailleerde toets wordt getoetst of de bijdrage van zettingsvloeiing aan de kans op een direct faalmechanisme verwaarloosbaar klein is. Gecontroleerd wordt of de kans dat de inscharing voorbij de invloedslijn (definitie gegeven in achtergrond bij de global check) komt voldoende klein is. Als dit zo is, zal de bijdrage van zettingsvloeiing aan de overstromingskans eveneens verwaarloosbaar zijn. Omdat de toelaatbare overstromingskans voor het traject volgens de norm (Ptraject) (als het goed is) al in de locatie van de invloedslijn verwerkt zit, is een koppeling van de toelaatbare overschrijdingskans door een inscharing door een zettingsvloeiing aan de norm niet nodig. Wel moet de lengte van het voor zettingsvloeiing beschouwde dijkvak meegenomen worden.

 

Dit leidt tot de volgende toelaatbare kans:

(8)

 

Stap 5 (niet ondersteund door D-FlowSlide)

Vergelijk berekende overschrijdingskans toelaatbare inscharingslengte per dijkvak P(L > Ltoelaatbaar)vak met toelaatbare faalkans P(L > Ltoelaatbaar)vak,toelaatbaar

 

Vergelijk P(L > Ltoelaatbaar)vak met P(L > Ltoelaatbaar)vak,toelaatbaar

Indien P(L > Ltoelaatbaar)vakP(L > Ltoelaatbaar)vak,toelaatbaar is het oordeel “voldoet zeker”, anders wordt doorgegaan naar toetsniveau 3 (toets op maat).



[1] Formule (4) geldt alleen als c ≠ 1. Als om bepaalde redenen c = 1 wordt genomen, geldt

[2] Een robuuster/stabieler algoritme is door ln( Ltoelaatbaar ) / ln( L ) als relatieve afstand te gebruiken. Dit kost meer iteratie-stappen, maar voorkomt wel dat de iteratie  “uit de bocht schiet” bij hoge beta-waardes

  • No labels