You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 22 Next »

Het RWES

 

De drie onderdelen van het RWES (Aquatisch, Oevers en Terrestrisch) worden van elkaar onderscheiden op basis van de hydrodynamische gradiënt: van permanent overstroomd naar overstromingsvrij (zie onderstaande figuur). De expliciete indeling naar watersystemen (rivieren, getijdenwateren, meren en kanalen) op basis van positionele factoren (stromingsrichting en zoutgehalte) wordt alleen toegepast in RWES-Aquatisch. In RWES-Oevers en RWES-Terrestrisch worden deze grenzen enkel meegenomen vanuit praktisch oogpunt: de begrenzing tussen de verschillende RWES systemen. De positionele factoren worden dus niet gebruikt in de ecotopenclassificering.

Alle drie de RWES-systemen maken gebruik van de conditionele factoren: mechanische dynamiek, hydrodynamiek (RWES-Aquatisch), hydrologie (RWES-Oevers en RWES-Terrestrisch) en gebruiksdynamiek. De conditionele factoren zijn de basis voor de ecotoopclassificicatie. Een verfijning van ecotopen wordt gehanteerd in RWES-Aquatisch en RWES-Oevers: door het gebruik van eco-elementen wordt de status van een aantal operationele factoren, zoals zuurstofrijkdom en nutriënt beschikbaarheid, afgeleid.

 

Figuur 1: overzicht van de hydrodynamicsche grenzen tussen RWES-Aquatisch, RWES-Oevers en RWES-Terrestrisch (naar voorbeeld van Willemsen et al. (2007)).

 
 
 

De ecotopen in het RWES worden onderscheiden op basis van hun ligging in het landschap (dit zegt iets over de stromingsrichting en het zoutgehalte (positionele factoren)) en hun morfodynamiek, hydrodynamiek en gebruiksdynamiek (conditionele factoren). Op basis van specifieke kenmerken van het ecotoop, zoals zuurstofgehalte en voedselrijkdom (dit zijn de operationele factoren), kunnen voor een aantal ecotopen zogenoemde eco-elementen worden aangegeven. Eco-elementen geven informatie over het mogelijk voorkomen van bepaalde vegetaties en levensgemeenschappen. In figuur 1 staan de verschillende factoren en hun bijbehorende systeemniveau weergegeven. Op de pagina Methodiek wordt uitgelegd hoe de verschillende factoren gebruikt worden om een ruimtelijk ecotopenbeeld te maken. Op watersysteem niveau kunnen voor zoete en brakke wateren dus vier systemen worden onderscheiden: rivieren, getijdenwateren, meren en kanalen. Op basis van de positionele factoren kunnen de watersystemen voor rivieren, getijdenwateren en kanalen verder worden opgesplitst, zie figuur 2.

 

Figuur 1: overzicht van de verschillende niveaus van systemen (links) en factoren (rechts) (referentie).

 



 

Figuur 2: overzicht van de verschillende hoofdwateren en hun verdere indeling naar subwatersysteem.


 

Vanuit bovengenoemde indeling kunnen met behulp van de conditionele factoren en in sommige gevallen op basis van van operationele factoren (eco-elementen) ecotopen gedefinieerd worden. Onderstaande 'Mondriaan'- figuur geeft weer op grond van welke conditionele factoren en eco-elementen ecotopen geclassificeerd worden. Per hoofdwatersysteem wordt op de pagina's 'Rivieren', 'Getijdenwateren', 'Meren' en 'Kanalen' vanuit een Mondriaan-figuur getoond welke ecotopen voorkomen binnen welk hoofdwatersysteem, wat daarbij de gehanteerde klassengrenzen van de conditionele factoren zijn, welke eco-elementen erbij horen en welke flora en fauna karakteristiek zijn voor dit ecotoop.

 



Figuur 3: Generiek 'Mondriaan'-figuur.

 
  • No labels