home

Schedefonteinkruid - Potamogeton pectinatus

Algemeen

Algemene kenmerken

 

Naam soort(en)groep

Schedefonteinkruid

Regio

Alle continenten en klimaatsystemen

Watersysteem

Ondiepe meren, beken, estuaria

Factsheet opgemaakt door

M. van Oorschot


Schedefonteinkruid. Bron: #1

Habitatbeschrijving

Schedefonteinkruid komt voor in Europa, Azië en Noord-Amerika en verspreid in Afrika, Australië en Nieuw Zeeland #5.

Schedefonteinkruid is een waterplant die met draadvormige steel die gaffelvormig is vertakt een lengte van 3 meter kan halen. De bladeren zijn grasachtig, lijnvormig en veelal 1-4 mm breed. Het is een overblijvende plant die in ons land in het algemeen overwinterd via knolletjes aan het wortelstelsel van de wortelstok. De plant kan ook bovengronds overwinteren, maar dit vindt alleen in de relatief kleine en beschutte wateren plaats #5.

Schedefonteinkruid wordt aangetroffen in ondiep water van allerlei type wateren, van matig voedselrijk tot zeer voedselrijk, van zoet tot brak en van stagnant tot zwak stromend #5. Populaties komen voor in rivieren, oude strangen, kleiputten, zandwinplassen, grindgaten, kanalen, grachten, weteringen, sloten, plassen, meren en kreken #5. In West-Nederland is schedefonteinkruid vrij algemeen. Schedefonteinkruid is een belangrijke voedselplant voor watervogels. De bladeren en zaden worden veel gegeten door meerkoet, wilde eend en knobbelzwaan. De wortelknolletjes in de waterbodem vormen een belangrijke voedselbron voor de kleine zwaan tijdens de migratie (#1,#2). Vissen zetten hun eieren op deze waterplant af en ze vervullen voor voor jonge vissen een kraamkamerfunctie door dekking te bieden tegen predatoren #1. Ook veel macrofauna zijn gebonden aan waterplantenvegetaties, wat weer als voedsel dient voor vissen. De plant zelf wordt ook gegeten, bijvoorbeeld kolblei (Abramis bjoerkna), kroeskaper (Carassius carassius) en blankvoorn (Rutilus rutilus) dient de plant als aanvulling op het hoofdmenu #5.

In juli-augustus is de hoeveelheid bovengrondse biomassa van de schedefonteinkruid maximaal. in de periode juni- september komt schedefonteinkruid tot bloeien. Om dit moment vindt ook de vruchtzetting plaats. Schedefonteinkruid kan zich vooral in dynamische milieu's sterk vegatief uitbreiden #5.

Dosis-effect relaties

Binnen HABITAT studies voor het IJsselmeergebied is tot halverwege 2014 gebruik gemaakt van de dosis-effect relaties van het logistisch regressie model Macromij (#3). De validatie van deze kennisregels op het Markermeer (2006) bleek goed te zijn. Echter, de toenemende verbetering van het lichtklimaat en het effect waterplanten hebben op dit lichtklimaat, leidde in het NMIJ project tot een duidelijk verschil tussen voorspeld potentieel geschikt habitat en daadwerkelijk gekoloniseerd gebied. Op basis van een mixed model benadering zijn nieuwe kennisregels opgesteld. Meer details over de methode zijn terug te vinden in (#6). In (#7) zijn de vegelijkingen getoond tussen de effecten van stuurvariabelen op het potentieel voorkomen van schedefonteinkruid in de Macromij benadering en in de nieuwe mixed model benadering.

De mixed model dosis effect relaties zijn opgesteld op basis van doorzicht en op basis van extinctie.

Doorzicht:
P_potapect = 1*exp(-(0.009131365+deelgebied-2.015339078*diepte_zom+0.0742555*(diepte_zom^2)+0.287750211*diepte_zom*doorzicht-0.000350627*strijklengte))

Extinctie:
P_potapect =1*exp(-(0.323798613+deelgebied-1.92555153*diepte_zom+0.077634715*(diepte_zom^2)+0.055855163*diepte_zom*extinctie-0.000359289*strijklengte))

HGI Potapect = 1 / (1+P_potapect)

deelgebied = het gebiedsintercept. Dit houdt in dat een bepaald gebied een straf of bonus krijgt met betrekking tot het voorkomen van waterplanten. De straf of bonus is gebaseerd op de trainingsdataset voor de kennisregels ( - )
diepte_zom = de gemiddelde waterdiepte in de zomer (m)
doorzicht = secchi diepte (m)
extinctie = extinctiecoefficient (1/m)
strijklengte = de jaargemiddelde effectieve strijklengte met windkracht van 4 Bft of meer (m)

Er zijn benaderingen beschikbaar voor doorzicht en extinctie de lichtklimaatparameters niet gemeten zijn. Zie hiervoor de pagina's doorzicht en extinctie

Standplaats model voor rivieren, getijdewateren, meren, plassen en kanalen

De toepassing van de kennisregels in dit model hangt samen met het watertype dat wordt geanalyseerd.

standplaatsfactor

Meer

Rivier

Strang

Getijde rivier

Getijde water

stroomsnelheid

 

x

 

x

 

waterdiepte

x

x

x

x

x

wind-expositie

x

 

x

 

x

bodemtype

x

x

x

x

x

slibgehalte

x

 

x

 

x

watertemp.

x

x

x

x

x

helderheid

x

 

x

 

x

zuurgraad

x

x

x

x

x

bicarbonaatgeh.

x

x

x

x

x

Eutrofiegraad

x

x

x

x

x

Hieronder wordt de beschrijving van de watertypen vermeldt.

watertype

beschrijving

Meer

stagnante wateren met geringe peildynamiek: meren en plassen.

Rivier

stromende wateren: grote en kleine rivieren, laaglandbeken.

Strang

stagnante wateren met grote peildynamiek: wateren die in verbinding staan met watertype Rivier, zoals oude strangen, zandwinplassen, grindgaten e.d.

Getijde-meer

semi-stagnante wateren die onder invloed staan van getijdebeweging, zoals kreken, maar ook het Haringvliet sinds de afsluiting.

Getijde-rivier

stromende wateren die onder invloed staan van getijdebeweging, zoals de Oude Maas.

De score wordt bepaald door het minimumwaarde van de kennisregels te nemen.

Hierbij geldt het volgende:

SI-waarde

kwalificatie

1.0

optimaal

0.7 - 0.9

goed

0.4 - 0.6

matig

0.1 - 0.3

slecht

0.0

ongeschikt

Dosis-effect relaties

Bar chart for Stroomsnelheid showing HGI by stroomsnelheid (m/s)

stroomsnelheid (m/s)

HGI

<0.3

1

0.3 - 0.4

0.7

0.4 - 0.5

0.3

>0.5

0

Referentie: #5
NB. Het gaat hier om de gemiddelde stroomsnelheid in de zomermaanden.

Bar chart for Waterdiepte (algemeen) showing HGI by waterdiepte (m)

waterdiepte (m)

HGI

<20

0

20 - 60

1

60 - 100

0.8

100 - 150

0.5

150 - 200

0.2

>200

0

Referentie: #5
NB. Hier komt schedefonteinkruid alleen optimaal tot ontwikkeling in geexponeerde locaties. Op luwe lokiaties
onwikkelen zich oevervegetaies met mattenbies en riet. De waterdiepte wordt gemeten ten opziche van het gemiddeld zomerpeil (voor stagnante wateren met geringe peildynamiek).

Bar chart for Waterdiepte (rivieren en getijdegebied) showing HGI by waterdiepte t.o.v. GLW (m)

waterdiepte t.o.v. GLW (m)

HGI

0 - 20

0.5

20 - 50

1

50 - 80

0.7

80-120

0.3

>120

0

Referentie: #5
NB. De waterdiepte is gemeten ten opzichte van het gemiddeld laagwaterpeil (voor de overige wateren). Hierbij is het gemiddelde laagwaterpeil het waterpeil behorende tot een rivier afvoer die 350 dagen per jaar wordt overschreden.

Bar chart for Windexpositie (meren en benedenrivierengebied) showing HGI by strijklengte (m)

strijklengte (m)

HGI

0 - 1000

0.3

1000 - 2000

0.7

2000 - 3000

1

3000 - 4000

1

4000 - 5000

0.5

5000 - 6000

0

Referentie: #5
NB> wellicht komt deze voorkeur doordat er bij golfslag er minder algengroei op de bladeren plaatstvindt. Ook worden de bladeren minder onder een laag detritus bedekt.

Xyline chart for Temperatuur showing HGI by gem. watertemperatuur (graden Celsius)

gem. watertemperatuur (graden Celsius)

HGI

10

0

18

1

25

1

35

0

Referentie: #5
NB. Het gaat hier om de gemiddelde watertemperatuur gemeten in de maanden juni t/m augustus en dus tijdens het groeiseizoen. Bij een temperatuur boven de 10 graden ontwikkeld de spruit zich vanuit de winterknoppen. Bij temperaturen hoger dan 37 graden celsius vindt er geen groei meer plaats.

Xyline chart for Helderheid showing HGI by gem. doorzicht (m)

gem. doorzicht (m)

HGI

0

0

0.20

0

0.60

1

2

1

Referentie: #5
NB. Het gaat hier om het gemiddelde doorzicht bepaald met de Secchi-schijf in de zomermaanden

Xyline chart for Zuurgraad showing HGI by gem. zuurgraad (pH)

gem. zuurgraad (pH)

HGI

6.5

0

7.5

1

9

1

10

0

Referentie: #5
NB. het gaat hier om de gemiddelde zuurgraad in de zomermaanden. Schedefonteinkruid heeft een voorkeur voor neutrale en basische wateren

Xyline chart for Bicarbonaatgehalte showing HGI by bicarbonaatgehalte (mg/L)

bicarbonaatgehalte (mg/L)

HGI

0

0

60

0

125

1

200

1

Referentie: #5
NB. Het gaat hier om het bicarbonaatgehalte gemten in de zomermaanden. Bicarbonaat wordt gebruikt door de ondergedoken bladeren voor fotosynthese.

Bar chart for Zoutgehalte showing HGI by chloridegehalte (mg/l)

Referentie: #5
NB. Dit model loopt tot 1000 mg/l chloridegehalte omdat dit model ontwikkeld is voor een voorspelling voor schedfonteinruid in de zoete en licht brakke wateren. Het gaat hier om de gemiddelde chloridegehalten gemeten in de zomermaanden.

Bar chart for Eutrofiegraad showing HGI by orthofosfaatgehalte (mg P/L)

orthofosfaatgehalte (mg P/L)

standplaatskwaliteit

HGI

<0.03

marginaal

0

0.03-0.08

matig

0.5

0.09-0.l5

suboptimaal

0.8

0.16 -0.25

optimaal

1

0.26 - 0.50

matig

0.5

>0.50

marginaal

0

Referentie: #5
NB. Watervegetaties met schedefonteinkruid komen met name voor in voedselrijke tot zeer voedselrijek wateren. De gemiddelde waarde van orthofosfaat waarbij schedefonteinkruid wordt aangetroffen is 0.25 mg P/L. Waar blauwalgen groei in de zomermaanden voorkomt verdwijnt de schedefonteinkruid veelal. Het gaat hier om het gemiddelde gehalte ortho-fosfaat in de zomermaanden.

Bar chart for Bodemtype en slibgehalte showing HGI by type bodem (klassen)

type bodem (klassen)

HGI

klei

1

leem

0.7

zand

0.5

veen

0.5

Referentie: #5
NB. Kleibodems hebben voor >25% een korrelgrootte <2micrometer. Leembodems hebben voor >50% een korrelgrootte <50 micrometer. Zandbodems hebben een mediaan van de fractie (M50) 50-2000 micrometer en veenbodems hebben een gehalte organische stof >60%.
NB> als de bodem slibrijk is dan kan schedefonteinkruid hier niet groeien.

Bar chart for Sliblaag/Organische stof showing HGI by organische stof gehalte (mg/L)

organische stof (%)

slibgehalte bodem

HGI

<10%

geringe sliblaag

1

10-25%

matige sliblaag

0.5

>25%

rijke sliblaag

0

Referentie: #5
NB. Het gaat hierbij om de bovelaag van de waterbodem.

Toepasbaarheid

Het logistisch regressie model voor het Markermeer is enkel gevalideerd voor het Markermeer

Referenties

1http://nl.wikipedia.org/wiki/Schedefonteinkruid
2http://wilde-planten.nl/schedefonteinkruid.htm
3 Van den Berg M.S., W. Joosse & H. Coops (2003) A statistical model predicting the occurrence and dynamics of submerged macrophytes in shallow lakes in the Netherlands. Hydrobiologia 611:623. Download artikel
4 Scheffer, M., 1998, Ecology of Shallow Lakes. Chapman and Hall, London, 357 pp.
5 Duel, H., Specken, B., 1994, Standplaatsmodel Schedefonteinkruid: een model voor het analyseren van de standplaatskwaliteit van wateren voor vegetaties met schedefonteinkruid (Potamogeton pectinatus). INRO-TNO, Afdeling Planning, Delft, februari 1994
5 Zuidam, B. van, 2014, Upgrade kennisregels waterplanten Download pdf
6 Zuidam, B. van, 2014, Upgrade kennisregels waterplanten - bijlage Download pdf

  • No labels