home
H2170 - Kruipwilgstruwelen
...
Section |
---|
Column |
---|
| Algemene kenmerken | |
---|
Naam soort(en)groep | Kruipwilgstruwelen | Regio | Europa | Watersysteem | kustwateren | Natuurparameter | Habitattypen | HR nr | H2170 | Factsheet opgemaakt door | K.E. van de Wolfshaar |
|
Column |
---|
| Image Removed | Foto: B. van Gennip |
| |
|
Habitat beschrijving
Algemeen voorkomen
Dit habitattype betreft duinvalleien die begroeid zijn met struweel waarin Kruipwilg (Salix repens) de boventoon voert. In ons land betreft het Kruipwilg-struwelen die gerekend worden tot twee verbonden: het Empetrion nigri en het Salicion cinereae. Het in de typenaam genoemde verbond Salicion arenariae wordt in ons land niet onderscheiden.
In licht overstoven, vochtige valleien kunnen zich begroeiingen ontwikkelen die worden gerekend tot de associatie Pyrolo-Salicetum van het verbond Empetrion nigri. Deze gemeenschap wordt, behalve door Kruipwilg, gekenmerkt door Rond wintergroen (Pyrola rotundifolia), Klein wintergroen (Pyrola minor) en het zeldzame Stofzaad (Monotropa hypopitys). Deze variant van het habitattype vormt dikwijls mozaïeken met soortenrijke duinvalleivegetatie (habitattype 2190), waarin het in de successie ook kan worden voorafgegaanvegetatietype H2190 - Vochtige duinvalleien). Het vegetatietype Vochtige duinvalleien gaat het vegetatietype Kruipwilgstruwelen voor in de successieontwikkeling.
De tweede variant van het habitattype komt voor in natte valleien, waar zich tamelijk hoge begroeiingen kunnen ontwikkelen met Kruipwilg en Grauwe wilg (Salix cinerea). Deze struwelen behoren tot de subassociatie salicetosum repentis van het Salicetum cinereae (verbond Salicion cinereae).
Milieurandvoorwaarden
Het habitattype heeft haar zwaartepunt in de kalkarme duinen ten noorden van Bergen (vooral op de Waddeneilanden en in het Zwanenwater), maar wordt in minder goed ontwikkelde vorm ook in de zuidelijkere duingebieden van ons land aangetroffen.
...
Deze dosis-effect relaties zijn gebaseerd op de standplaatsfactoren van voorkomende plantengemeenschappen, omdat het habitattype zelf een landschapskenmerk is.
Stroomdiagram
Algemene dosis-effect relaties
Section |
---|
Column |
---|
| Chart |
---|
dataDisplay | true |
---|
legend | false |
---|
xlabel | bodemtype |
---|
typedataOrientation | barvertical |
---|
title | Bodemtype |
---|
dataOrientationtype | verticalbar |
---|
yLabel | HGI |
---|
| bodemtype | HGI |
---|
zand | 1 | lemig zand | 1 | leem | 1 | klei | 1 | veen | 1 | anders | 0 |
|
Referentie: #1 |
Column |
---|
| district | HGI |
---|
Wadden | 1 | Renodunaal | 1 | Maritiem Laagveen | 1 | anders | 0 |
Referentie: #1, #3 |
|
Section |
---|
Column |
---|
| Zoutgehalte | HGI |
---|
zeer zoet | 1 | anders | 0 |
Referentie: #1 |
Column |
---|
| Zuurgraad grond bodem | HGI |
---|
zeer zuur | 1 | neutraal | 1 | basisch | 1 | anders | 0 |
Referentie: #1 |
|
Onzekerheid en validatie
Deze rekenregels zijn niet gevalideerd.
...
1
http://www.minlnv.nl/natura2000 2
WeedaSchaminée,
EJ.H.J.,
JWeeda, E.
H.J.
Schamineeen Westhoff,
LV.
van Duuren (2003). Atlas van Plantengemeenschappen in Nederland. Deel3 Kust en binnenlandse pioniermilieus. KNNV Uitgeverij.. De vegetatie van Nederland. Deel 3. Graslanden - zomen en droge heiden. Opulus Press, Uppsala-Leiden. 1998. 3 http://www.soortenbank.nl/