scrollbar |
---|
Schedefonteinkruid - Potamogeton pectinatus
Algemeen
Section | |||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 80%
|
...
|
Habitatbeschrijving
Schedefonteinkruid komt voor in Europa, Azië en Noord-Amerika en verspreid in Afrika, Australië en Nieuw Zeeland #5.
Schedefonteinkruid is een waterplant die met draadvormige steel die gaffelvormig is vertakt een lengte van 3 meter kan halen. De bladeren zijn grasachtig, lijnvormig en veelal 1-4 mm breed. Het is een overblijvende plant die in ons land in het algemeen overwinterd via knolletjes aan het wortelstelsel van de wortelstok. De plant kan ook bovengronds overwinteren, maar dit vindt alleen in de relatief kleine en beschutte wateren plaats #5.
Schedefonteinkruid wordt aangetroffen in ondiep water van allerlei type wateren, van matig voedselrijk tot zeer voedselrijk, van zoet tot brak en van stagnant tot zwak stromend #5. Populaties komen voor in rivieren, oude strangen, kleiputten, zandwinplassen, grindgaten, kanalen, grachten, weteringen, sloten, plassen, meren en kreken #5. In West-Nederland is schedefonteinkruid vrij algemeen. Schedefonteinkruid is een belangrijke voedselplant voor watervogels. De bladeren en zaden worden veel gegeten door meerkoet, wilde eend en knobbelzwaan. De wortelknolletjes in de waterbodem vormen een belangrijke voedselbron voor de kleine zwaan tijdens de migratie (#1,#2). Vissen zetten hun eieren op deze waterplant af en ze vervullen voor voor jonge vissen een kraamkamerfunctie door dekking te bieden tegen predatoren #1. Ook veel macrofauna zijn gebonden aan waterplantenvegetaties, wat weer als voedsel dient voor vissen. De plant zelf wordt ook gegeten, bijvoorbeeld kolblei (Abramis bjoerkna), kroeskaper (Carassius carassius) en blankvoorn (Rutilus rutilus) dient de plant als aanvulling op het hoofdmenu #5.
In juli-augustus is de hoeveelheid bovengrondse biomassa van de schedefonteinkruid maximaal. in de periode juni- september komt schedefonteinkruid tot bloeien. Om dit moment vindt ook de vruchtzetting plaats. Schedefonteinkruid kan zich vooral in dynamische milieu's sterk vegatief uitbreiden #5Deze factsheet bevat alleen de dosis-effect relaties zoals deze in het Macromij model zitten (#1). Overige informatie wordt binnenkort toegevoegd.
Dosis-effect relaties
De Binnen HABITAT studies voor het IJsselmeergebied is tot halverwege 2014 gebruik gemaakt van de dosis-effect relaties zijn afkomstig van het logistisch regressie model Macromij (#1#3). Dit regressie model is gebaseerd op meetgegevens uit de Veluwerandmeren. Omdat in het Markermeer diepere delen voorkomen dan in de Veluwerandmeren is een begrenzing gesteld aan de uitkomsten van het model (0.2 tot 3.5 m).
In Macromij wordt de kans op het voorkomen van P. pectinatus als volgt berekend:
P_ P. pectinatus= exp(-0.015+-0.046*wa+1.4*tur+-0.0046*fe+-0.16* se+ (-0.43*tur)^2+0.0095*wa*tur+0.000043*wa*fe+ 0.0008*wa*se+0.0018*tu*fe+0.000083*fe*se+-0.000022*wa*tur*fe+-0.00000068*wa*fe_se 0.00000023*wa*tur*fe*se)
HGI P. pectinatus= (P_ P. pectinatus / (1+P_ P. pectinatus)) als de waterdiepte tussen 0.2 en 3.5 meter is.
Wa = waterdiepte (cm)
Tur = troebelheid (1/m)
Fe = strijklengte (m)
Se = sediment, percentage organisch stof, a.d.v. bodemkaart
Als maat voor de troebelheid wordt de licht extinctie genomen, welke wordt berekend met de volgende formule volgens Scheffer (1998) (#2):
troebelheid = 0.81 + 0.016 chlorophyll-a + 0.46/Zs0.5
Zs = Secchi depth (m)
chlorophyll-a (μg/L)
Toepasbaarheid
Deze dosis-effect relaties zijn toepasbaar op zoete wateren in Nederland, met name ondiepe meren.
Validatie
De rekenregels zijn gecalibreerd op het Veluwemeer en gevalideerd op Wolderwijd, Drontermeer, Eemmeer en IJmeer. De goodness of fit van aarvederkruid is per meer uitgedrukt in een AUC waarde en percentage van aanwezigheid in de opnamen, a betekent afwezig (#3).
Meer | AUC-waarde | Percentage aanwezigheid |
---|---|---|
Veluwemeer | 0.83 | 12 |
Wolderwijd | 0.89 | a |
Drontermeer | 0.45 | 31 |
Eemmeer | 0.92 | a |
IJmeer | 0.92 | a |
Voorbeeldproject
Deze rekenregels zijn tot op heden nog niet toegepast in een project.
Referenties
De validatie van deze kennisregels op het Markermeer (2006) bleek goed te zijn. Echter, de toenemende verbetering van het lichtklimaat en het effect waterplanten hebben op dit lichtklimaat, leidde in het NMIJ project tot een duidelijk verschil tussen voorspeld potentieel geschikt habitat en daadwerkelijk gekoloniseerd gebied. Op basis van een mixed model benadering zijn nieuwe kennisregels opgesteld. Meer details over de methode zijn terug te vinden in (#6). In (#7) zijn de vegelijkingen getoond tussen de effecten van stuurvariabelen op het potentieel voorkomen van schedefonteinkruid in de Macromij benadering en in de nieuwe mixed model benadering.
De mixed model dosis effect relaties zijn opgesteld op basis van doorzicht en op basis van extinctie.
Doorzicht:
P_potapect = 1*exp(-(0.009131365+deelgebied-2.015339078*diepte_zom+0.0742555*(diepte_zom^2)+0.287750211*diepte_zom*doorzicht-0.000350627*strijklengte))
Extinctie:
P_potapect =1*exp(-(0.323798613+deelgebied-1.92555153*diepte_zom+0.077634715*(diepte_zom^2)+0.055855163*diepte_zom*extinctie-0.000359289*strijklengte))
HGI Potapect = 1 / (1+P_potapect)
deelgebied = het gebiedsintercept. Dit houdt in dat een bepaald gebied een straf of bonus krijgt met betrekking tot het voorkomen van waterplanten. De straf of bonus is gebaseerd op de trainingsdataset voor de kennisregels ( - )
diepte_zom = de gemiddelde waterdiepte in de zomer (m)
doorzicht = secchi diepte (m)
extinctie = extinctiecoefficient (1/m)
strijklengte = de jaargemiddelde effectieve strijklengte met windkracht van 4 Bft of meer (m)
Er zijn benaderingen beschikbaar voor doorzicht en extinctie de lichtklimaatparameters niet gemeten zijn. Zie hiervoor de pagina's doorzicht en extinctie
Standplaats model voor rivieren, getijdewateren, meren, plassen en kanalen
De toepassing van de kennisregels in dit model hangt samen met het watertype dat wordt geanalyseerd.
standplaatsfactor | Meer | Rivier | Strang | Getijde rivier | Getijde water |
---|---|---|---|---|---|
stroomsnelheid |
| x |
| x |
|
waterdiepte | x | x | x | x | x |
wind-expositie | x |
| x |
| x |
bodemtype | x | x | x | x | x |
slibgehalte | x |
| x |
| x |
watertemp. | x | x | x | x | x |
helderheid | x |
| x |
| x |
zuurgraad | x | x | x | x | x |
bicarbonaatgeh. | x | x | x | x | x |
Eutrofiegraad | x | x | x | x | x |
Hieronder wordt de beschrijving van de watertypen vermeldt.
watertype | beschrijving |
---|---|
Meer | stagnante wateren met geringe peildynamiek: meren en plassen. |
Rivier | stromende wateren: grote en kleine rivieren, laaglandbeken. |
Strang | stagnante wateren met grote peildynamiek: wateren die in verbinding staan met watertype Rivier, zoals oude strangen, zandwinplassen, grindgaten e.d. |
Getijde-meer | semi-stagnante wateren die onder invloed staan van getijdebeweging, zoals kreken, maar ook het Haringvliet sinds de afsluiting. |
Getijde-rivier | stromende wateren die onder invloed staan van getijdebeweging, zoals de Oude Maas. |
De score wordt bepaald door het minimumwaarde van de kennisregels te nemen.
Hierbij geldt het volgende:
SI-waarde | kwalificatie |
---|---|
1.0 | optimaal |
0.7 - 0.9 | goed |
0.4 - 0.6 | matig |
0.1 - 0.3 | slecht |
0.0 | ongeschikt |
Dosis-effect relaties
Section | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Section | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Section | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Section | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Section | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Section | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Toepasbaarheid
Het logistisch regressie model voor het Markermeer is enkel gevalideerd voor het Markermeer
Referenties
1
Anchor | ||||
---|---|---|---|---|
|
2
Anchor | ||||
---|---|---|---|---|
|
3
Anchor | ||||
---|---|---|---|---|
|
4
Anchor | ||||
---|---|---|---|---|
|
2
Anchor | ||
---|---|---|
|
5
Anchor | ||||
---|---|---|---|---|
|
5
Anchor | ||||
---|---|---|---|---|
|
6
Anchor | ||||
---|---|---|---|---|
|