You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 3 Next »

Home

Karper - Cyprinus carpio

Algemeen

Algemene kenmerken

 

Naam soort(en)groep

Karper - Cyprinus carpio

Regio

Nederland, West-Midden Eurazie

Watersysteem

plassen, meren en rivieren

Natuurparameter

vissen

HR nr

 

Factsheet opgemaakt door

M.P. Weeber

[www.naturfoto.cz] Foto: Jiri Bohdal

Habitat beschrijving

Algemeen voorkomen

"Van nature kwam de Karper niet in Nederland voor. In de middeleeuwen is de Karper hier als teelt- en consumptie geïntroduceerd. In de loop der eeuwen zijn er allerlei verschillende variëteiten ontwikkeld. Het oorspronkelijk in de middeleeuwen geïntroduceerde en daarna verwilderde type wordt wilde of boerenkarper genoemd. Hiernaast komen allerlei geteelde variëteiten voor zoals schubkarper, spiegelkarper, rijenkarper en naaktkarper." 1

"Oorspronkelijk kwam de karper voor in de Kaspische Zee. Van hieruit heeft de karper zich zowel naar het oosten naar China, Japan en Zuid Rusland en naar het westen naar de Zwarte Zee en de Donau uitgebreid. Via de Donau heeft de karper zich naar Midden-Europa kunnen verspreiden. Deze verspreiding werd versneld door de Romeinen, die rond het begin van de jaartelling de Karper uit de Donau of uit Klein Azië haalden, en voor de kweek in Europa introduceerden. Zo'n 500 jaar eerder werden de karpers al door Chinezen gekweekt. Door de goede kweekeigenschappen is de karper over een groot aantal landen in Europa en buiten Europa verspreid en gecultiveerd.In het begin van de 19de eeuw is de karper in Amerika geïntroduceerd. Doordat de karper een sterke concurrent van andere vissoorten is, en een populatie zich snel kan vestigen in niet geexploteerde en verstoorde systemen, heeft de karper zich in relatief korte tijd over heel de VS verspreid, en wordt de karper daar als een plaag ervaren." 1

"De karper komt algemeen voor in het Nederlandse binnenwater. Jaarlijks wordt in Nederland 40- 100 ton karper op kwekerijen geproduceerd en voor sportvisserij uitgezet. Het gekweekte type, is een kruising tussen de wilde karper en teeltkarpers. In karpervijvers worden speciaal voor sportvissers hoge dichtheden aan karper in stand gehouden." 1

"De oorspronkelijke wilde karper is een bedreigde soort in Europa. Alleen in de Donau kan de populatie zich goed in stand houden. Veranderingen in benedenlopen van bijvoorbeeld de Rijn zijn verantwoordelijk voor de afname in de omvang van het bestand van wilde karper. Directe ooorzaken van de afname zijn kanalisering, de aanwezigheid van dammen en bedijkig waardoor de karper van geschikte paaiplaatsen afgesneden wordt. Een indirecte oorzaak is het op grote schaal uitzetten van de gekweekte vormen. Gekweekte variëteiten hebben een hogere groeisnelheid waardoor ze de wilde karper weg kunnen concurreren." 1

"Het oorspronkelijke wilde type van de karper heeft een langerekt lichaam, dat matig tot licht is afgeplat. De rugzijde is olijfgroen, de buikzijde is geelachtig. De rugvi n is donker, overige vinnen hebben een oranje glans. De beschubbing is compeet. De eindstandige bek is goed uitstulpbaar. Op de bovenlip zijn twee paar baarddraden aanwezig. Gekweekte varianten hebben een hogere rug. Schubkarper heeft nog een volledige beschubbing. De spiegel- en rijenkarper hebben beperkte beschubbing, bij de naaktkarper ontbreken schubben." 1

"De noordelijke begrenzing van het verspreidingsgebied van de warmteminnende karper ligt bij de 55-66 breedtegraad. Bij te lage temperaturen is tot op zekere hoogte nog goede groei mogelijk maar stokt de voortplanting." 1

Voedselhabitat en strategie

"De Karper is een omnivoor. Voedsel wordt gezocht in de oeverzone, op de bodem en in het open water afhankelijk van de beschikbaarheid aan voedsel. Een begroeide oeverzone met een slibbige bodem wordt geprefereerd. Deze voorkeur hangt waarschijnlijk samen met een grotere hoeveelheid voedsel in begroeide oevers vergeleken ,met kale oevers. Voedsel wordt bemachtigd door met de uitgestulpte bek bodem materiaal op te zuigen en hieruit de voedseldeeltjes te filtreren. Voedseldeeltjes kleiner dan 0.25 mm worden nauwelijks opgenomen. Oligochaeten, muggenlarven, andere insectenlarven, crustaceën en kleine slakken vormen een belangrijk aandeel in het voedselpakket. In open water bestaat het voedsel uit zoöplankton en insectenlarven. Het aandeel plankton in het voedselpakket varieert. Volgens sommigen wordt plankton af en toe gegeten, anderen beweren dat plankton tot 75% van het dieet kan vormen. Zaden kunnen een belangrijk aandeel in het voedselpakket hebben." 1

"Het voedselpakket en voedingsmechanisme is sterk afhankelijk van het watersysteem en het seizoen. Zodra een bepaald voedseltype schaars wordt, kan de karper overschakelen op een ander voedseltype en een ander voedingsmechanisme. Mede hiervoor is de karper een sterke voedselconcurrent van andere vissoorten." 1

"Vaak is er plantaardig en dood organisch materiaal in de darmen aanwezig. Onbekend is in hoeverre dit passief bij het voedsel zoeken opgenomen wordt. Het aandeel plantaardig materiaal neemt toe als de beschikbaarheid aan dierlijk materiaal afneemt. De efficiëntie waarmee plantaardigmateriaal door de darmen opgenomen wordt is echter laag." 1

"Het voedsel van pas uitgekomen larven bestaat uit protozoën. In de eerste week na het uitkomen kunnen groenwieren een belangrijk aandeel in het voedselpakket vormen. Na 8 dagen worden ook mosselkreeften, cladoceren, copepoden en insectenlarven gegeten. Vanaf dag 10 bestaat het voedselpakket hoofdzakelijk uit de claddoceren Bosminia en Daphnia. Vanaf een lengte van 2 cm bestaat het dieet uit crustaceën, bodemfauna, en larven van haften. Het dieet van jonge karper is minder afwisselend dan dat van de adulte karper. Jonge karper foerageert meer op zoöplankton dan adulte karper." 1

Reproductie en migratie

'In Europa vindt in het oosten van Duitsland en in Noord-Europa geen voortplanting plaats. In Zuid-Europa wordt de reproductie niet door de temperatuur beperkt. De karper kan zich in Nederland nauwelijks met voldoende succes voortplanten om een populatie in stand te houden. Een belangrijk deel van recruterende jonge karpers bestaat uit uitgezette exemplaren." 1

"In de meeste Europese landen loopt de paaiperiode van mei tot eind juni, en kan deze doorgaan tot eind juli. Bij slechte paaiomstandigheden, zoals een gebrek aan substraat of bij lage of sterk schommelende waterpeilen, kan de paai tot in augustus uitgesteld worden. Het tijdstip waarop er gepaaid wordt, is vooral afhankelijk van de temperatuur, hiernaast is vegetatierijk en rustig water belangrijk." 1

"Paai vindt plaats in met zachte vegetatie begroeide ondergelopen gebieden of in waterplantenvegetaties in het litoraal, waar de eieren aan de planten blijven plakken. Ook worden flab, stenen,fuiken,organisch materiaal en een kale bodem wel als paaisubstraat gebruikt. Tijdens de paai bevindt een vrouwtje zich vaak met 3-4 mannetjes in de dichte vegetatie. De eitjes worden onder hevig spartelen afgezet en door de verschillende mannetjes bevrucht. Paai vindt vaak in de vroege ochtend plaats.Bij goede weersomstandigheden legt de wilde karper de eieren in 3-4 parties in 3-4dagen, bij minder gunstig weer wordt de paai onderbroken en verspreidt over 2-3 weken. Bij geteelde Karper worden alle eieren in één keer afgezet. Het gewicht aan geproduceerde eieren bedraagt 14-20% van het somatisch gewicht, hetgeen voor kweekkarpers neer komt op 100.000-200.000 eieren per kg. De eieren hebben een diameter van 1.5-2.5 mm." 1

"Afhankelijk van de temperatuur komen de eieren over het algemeen na 3-10 dagen uit . De larven zijn 5mm groot als ze uit het ei komen. Omdat de larven zwaarder zijn dan water zakken ze naar de bodem. De eersten begeven zich na 2 uur naar het wateroppervlak, waar lucht gehapt wordt om de zwemblaas te vullen. Als de zwemblaas met lucht gevuld is, is de larve vrijzwemmend. Na 7-9 dagen verdwijnt de dooierzak, de larven hebben dan een lengte van 6-10 mm. Zoland er nog een dooierzak aanwezig is wordt de snelheid van de ontwikkeling door de temperatuur bepaald. Bij een lage temperatuur van 11-14 graden Celsius gaat het broed in rust, waarbij ze met de kop aan waterplanten blijven plakken. Na het dooierzak stadium is de ontwikkeling afhankelijk van temperatuur en voedselbeschikbaarheid." 1

"Van cypriniden is de karper een van de snelst groeiende soorten. De 0+ karpers maken een snelle groei door, in oktober wordt een lengte van 10 cm bereikt. Kweekkarpers bereiken na één zomer een gewicht van 35-50 g, na twee zomers is het gewicht 250-300 g en na drie zomers 1500-2000 gram. Groeiverschilllen binnen de zelfde leeftijd kunnen extreem groot zijn, naargelang de karper voldoende voedsel weet te bemachtigen. Wilde kaper heeft onder gelijke omstandigheden een lagere groeisnelheid dan geteelde variëteiten. Na drie jaar kan bij de zelfde voedingsomstandigheden het gewicht van teeltkarpers twee keer zo hoog zijn als van wilde karpers." 1

"Geslachtsrijpheid wordt in Europa door mannetjes na 3-4 en door vrouwtjes na 4-5 jaar bereikt bij een lengte van 40-45 cm. Het bereiken van de geslachtsrijpheid wordt sterk door de temperatuur en voedselomstandigheden bepaald. Een mannetje uit een snelgroeiende populatie kan al na 1 jaar geslachtsrijp zijn, een vrouwtje uit een langzaam groeiende populatie is pas na 5 jaar geslachtsrijp. Een in Java geïntroduceerde Europese Karper was na 3 maanden al geslachtsrijp." 1

Leeftijd en mortaliteit

"De lengte van de karper is maximaal 150 cm waarbij een gewicht van 25-35 kg bereikt wordt. In Europa is de maximale lengte 70-107 cm met een gewicht van 10 kg. De maximale leeftijd is 20 jaar, meestal wordt een karper niet ouder dan 10 jaar." 1

"Ondanks het grote reproducerende vermogen van karper is het aantal overlevenden in het 0+ stadium waarschijnlijk gering. In het larvale stadium kunnen kikkers, padden, eenden en waterkevers en -wantsen voor een hoge predatie zorgen. Predatie door vooral jonge snoek (Esox lucius) en snoekbaars (Stizostedion luciopera) kan het bestand 0+ en 1+ vis behoorlijk decimeren. Pas bij een lengte van 30 cm treedt er geen predatie meer op." 1

Milieu voorwaarden

"De Karper stelt relatief lage eisen aan zijn habitat. Bergmeren, langzaam- en snelstromende rivieren, getijdenzones van rivieren en zelfs kreken kunnen goede karper habitats vormen. Plassen langs rivieren die in het voorjaar overstromen en met de hoofdstroom in verbinding staan, bieden goede mogelijkheden voor de Karper . Ondiep vegetatierijk stilstaand of langzaam stromend water met voldoende structuren en dekkingsmogelijkheden en een zanderige tot slibbige bodem geniet de voorkeur. In gesloten systemen kan de Karper sterk dominant aanwezig zijn, in rivieren is dit meestal niet het geval." 1

Dosis-effect relaties

De Dosis-effect relaties voor de Karper zijn opgesteld met de componenten beschutting/voedsel, waterkwaliteit en voortplanting.

Stroomdiagram


Unknown macro: {flowchart}

graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "HGI Beschutting/voedsel Karper|HGI Waterkwaliteit Karper| HGI Voortplanting Karper "
shape = "record"
];

"node3" [
label = "HGI Karper"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="gemiddelde"]
[
id = 2
];



Unknown macro: {flowchart}

graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Substraattype| Percentage modder/slib| Diameter grindbed| Diepte| Debietfluctuatie| Stroomsnelheid| Zuurstofgehalte (eieren en dooierzak)| Temperatuur (paai)| Temperatuur (eieren)"
shape = "record"
];

"node3" [
label = "HGI Voortplanting Barbeel (grindbedden)"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="gemiddelde"]
[
id = 2
];



Unknown macro: {flowchart}

graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Substraattype| Diepte| Stroomsnelheid| Beschutting oever | Zuurstofgehalte| Temperatuur "
shape = "record"
];

"node3" [
label = "HGI Larven en Juvenielen (oeverzones)"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="gemiddelde"]
[
id = 2
];



Unknown macro: {flowchart}

graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Substraat| Diepte| Diepte-index | % ondiep en diep water | Stroomsnelheid| Index stroomsnelheid | % langzaam en snelstromend | Beschutting oever | Zuurstofgehalte| Maximale temperatuur | Trofiegraad "
shape = "record"
];

"node3" [
label = "HGI Adulten (hoofdstroom)"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="gemiddelde"]
[
id = 2
];


Voortplanting Barbeel (grindbedden)

Xyline chart for Substraattype showing HGI by substraattype (klassen)

substraattype (klassen)

HGI

waterplanten

0.2

klei/modder/silt (<0.06 mm)

0

zand ( 0.06-0.5 mm)

0.5

grof zand (0.5-4 mm )

0.8

grind (4-32 mm)

1

kiezels (32-64 mm)

0.8

keien/rotsen/vast gesteente (>65 mm )

0.2

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om het meest voorkomende substraattype in het paaigebied gedurende de paaitijd.

Xyline chart for Percentage modder of slib showing HGI by modder of slib (%)

modder of slib (%)

HGI

0

1

25

0

30

0

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om het percentage modder of slib (<0.06 mm) in het paaisubstraat gedurende de paaitijd.

Xyline chart for Diameter grindbed showing HGI by diameter grindbed (m)

diameter grindbed (m)

HGI

0

0

1

0

3

1

7

1

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde diameter van vlakke grindbedden zonder vegetatie gedurende de paaitijd.

Xyline chart for Diepte showing HGI by diepte grindbed (m)

diepte grindbed (m)

HGI

0

0

20

0

30

1

40

1

100

0

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde diepte van grindbedden gedurende de paaitijd.

Xyline chart for Debietfluctuatie showing HGI by verschil in waterpeil (cm)

verschil in waterpeil (cm)

HGI

0

1

20

1

40

0

70

0

Referentie: 1
NB: Het gaat hier om het macximale verschil in waterpeil in het paaigebied gedurende de paai en de ontwikkeling van de eieren en dooierzaklarven (tot 3 weken na paai)

Xyline chart for Stroomsnelheid showing HGI by gemiddelde stroomsnelheid (cm/s)

gemiddelde stroomsnelheid (cm/s)

HGI

0

0

10

0

25

1

75

1

175

0

200

0

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde stroomsnelheid boven grindbedden in het paaigebied gemeten op 0.6 meter diepte gedurende de paaitijd.

Xyline chart for Zuurstofgehalte showing HGI by gem. minimum zuurstofgehalte (mg/l)

gemiddelde minimum zuurstofgehalte (mg/l)

HGI

0

0

5

0

9

1

12

1

Referentie: 1
NB: Het gaat hier om het gemiddelde minimum zuurstofgehalte van het water in het paaigebied gedurende de paai en de ontwikkeling vaneieren en dooierzaklarven (tot 3 weken na de paai)

Xyline chart for Temperatuur (paai) showing HGI by gem. watertemperatuur (graden Celsius)

gemiddelde watertemperatuur (graden Celsius)

 

HGI

0

0

8

0

13

1

20

1

29

0

35

0

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde watertemperatuur in het paaigebied gedurende de paaitijd

Xyline chart for Temperatuur (eieren) showing HGI by gem. watertemperatuur (graden Celsius)

gemiddelde watertemperatuur (graden Celsius)

 

HGI

0

0

8

0

13

1

20

1

22

0

35

0

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde maximale watertemperatuur in het paaigebied gedurende de ontwikkeling van de eieren (tot 2 weken na de paai).

Larven en juvenielen Barbeel (oeverzones)

Xyline chart for Substraattype showing HGI by substraattype (klassen)

substraattype (klassen)

HGI

waterplanten

1

klei/modder/silt (<0.06 mm)

1

zand ( 0.06-0.5 mm)

0.8

grof zand (0.5-4 mm )

0.6

grind (4-32 mm)

0.5

kiezels (32-64 mm)

0.4

keien/rotsen/vast gesteente (>65 mm )

0.3

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om het meest voorkomende substraattype in de ondiepe oeverzones gedurende de zomer.

Xyline chart for Diepte showing HGI by gem. diepte oeverzones (m)

gem. diepte oeverzones (m)

HGI

0

0

0.2

1

1

1

3.2

0

4

0

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde diepte van de oeverzoens gedurende de zomer.

Xyline chart for Stroomsnelheid showing HGI by gem. stroomsnelheid (cm/s)

gem. stroomsnelheid (cm/s)

HGI

0

1

30

0.2

60

0

70

0

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde stroomsnelheid in ondiepe oeverzones gedurende de zomer

Xyline chart for Beschutting oevers showing HGI by beschutting (%)

beschutting (%)

 

HGI

0

0

20

0

80

1

100

1

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om het percentage van de oever met een uitgeholde vorm (erosie-oevers) of met overhangende bomen, struiken of kruidachtige planten, of met in het water hangende wortels, gedurende de zomer.

Xyline chart for Zuurstofgehalte showing HGI by gem. minimum zuurstofgehalte (graden Celsius)

gem. minimum zuurstofgehalte (graden Celsius)

HGI

0

0

2

0

9

1

11

1

Referentie: 1
NB: Het gaat hier om het gemiddelde minimum zuurstofgehalte in ondiepe oeverzones gedurende de zomer

Xyline chart for Watertemperatuur showing HGI by gem. maximale watertemperatuur (graden Celsius)

gem. maximale watertemperatuur (graden Celsius)

HGI

0

0

13

0

20

1

25

1

30

0

35

0

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde maximale watertemperatuur in ondiepe oeverzones gedurende de zomer.

Adulte Barbeel (hoofdstroom rivier)

Xyline chart for Substraattype showing HGI by substraattype (klassen)

substraattype (klassen)

HGI

waterplanten

0.2

klei/modder/silt (<0.06 mm)

0

zand ( 0.06-0.5 mm)

0.5

grof zand (0.5-4 mm )

0.8

grind (4-32 mm)

1.0

kiezels (32-64 mm)

1.0

keien/rotsen/vast gesteente (>65 mm )

1.0

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om het hoofdbestanddeel van het bodemsubstraat in de hoofdstroom van de rivier.

Xyline chart for Diepte showing HGI by gem. diepte hoofdstroom (m)

gem. diepte hoofdstroom (m)

HGI

0

0

0.5

0

1

1

2

1

2.5

0

3

0

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde diepte van de hoofdstroom gedurende het gehele jaar.

Diepte index

diepte index = Log( % ondiep / % diep )

% ondiep = < 0.7 meter
% diep = > 1.5 meter

Xyline chart for Diepte index showing HGI by diepte index (-)

diepte index (minus)

HGI

0

1

0.18

1

0.37

0.75

0.6

0.5

0.95

0.25

1.28

0.1

2

0

Referentie: 1

Xyline chart for Verhouding dieptes showing HGI by verhouding dieptes (%)

verhouding dieptes (%)

HGI

0

0

67

1

100

1

Referentie: 1

NB. Het gaat hier om de mater waarin afwisseled diepe e ondiepe delen aanwezig zijn in de hoofdstroom gedurende de zomer. De index wordt berekend aan de hand va de bovenstaande formule. In de tweede grafiek gaat het om de percentages van het wateroppervlak dat een diepte heeft van <0.7 meter of > 1.5 meter.

Xyline chart for Stroomsnelheid showing HGI by gem. stoomsnelheid (cm/s)

gem. stoomsnelheid (cm/s)

HGI

0

0

10

1

25

1

50

0

60

0

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde stroomsnelheid in de hoofdstroom over het gehele jaar, gemeten op 0.6 meter diepte.

Stroomsnelheid index

stroomsnelheid index = log( % langzaamstromend / % snelstromend )

% langzaamstromend = < 20 cm/s
% snelstromend = >40 cm/s

Xyline chart for Index stroomsnelheid showing HGI by index stroomsnelheid ( - )

xlabel= index stroomsnelheid ( - )

HGI

0

1

0.18

1

0.37

0.75

0.6

0.5

0.95

0.25

1.28

0.1

2

0

Referentie: 1

Xyline chart for Verdeling stroomsnelheid showing HGI by verdeling stroomsnelheid (%)

verdeling stroomsnelheid (%)

HGI

0

0

67

1

100

1

Referentie: 1

NB. Het gaat hier om de mate waarin afwisselend langzaamstromende en snelstromende delen aanwezig zijn in de hoofdstroom gedurende de zomer. De index wordt berekend aan de hand van het percentage van het wateroppervlak dat langzaam stroomt en snel stroomt. In de tweede grafiek gaat het om het percentage van het wateroppervlak dat een stroomsnelheid heeft van <20 of > 40 cm/s.

Xyline chart for Beschutting oevers showing HGI by beschutting (%)

beschutting (%)

 

HGI

0

0

20

0

80

1

100

1

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om het percentage van de oever met beschutting in de vorm van overhangende bomen, struiken of kruidachtige planten, in het water hangende wortels, holten en spleten tussen rotsen, onderwater liggende boomstronken, overhangende vorm van de oever (erosie-oever) of bruggen.

Xyline chart for Zuurstofgehalte showing HGI by gem. minimum zuurstofgehalte (graden Celsius)

gem. minimum zuurstofgehalte (graden Celsius)

HGI

0

0

3.5

0

5

0.6

7

1

11

1

Referentie: 1
NB: Het gaat hier om het gemiddelde minimum zuurstofgehalte in de hoofdstroom gedurende de zomer

Xyline chart for Watertemperatuur showing HGI by gem. maximale watertemperatuur (graden Celsius)

gem. maximale watertemperatuur (graden Celsius)

HGI

0

0

15

0

20

1

25

1

30

0

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde maximale watertemperatuur in hoofdstroom gedurende de zomer.

Xyline chart for Trofiegraad showing HGI by trofiegraad (klassen)

trofiegraad (klassen)

HGI

oligotroof / zwak eutroof

1

matig eutroof

0.5

sterk eutroof

0.1

Referentie: 1

Onzekerheid en validatie

Deze dosis-effect relaties zijn niet gevalideerd.

Toepasbaarheid

Deze dosis-effect relaties zijn bepaald aan de hand van literatuur die gebasseerd op metingen afkomstig van het verspreidingsgebied van de Karper. Hierdoor zijn de rekenregels niet op een locatie toegespitst en dienen ze voor gebruik gecalibreerd te worden 1

Voorbeeld project

Er is geen voorbeeld projekt beschikbaar.

Referenties

1 Bakker, H.D. (1992) Habitat Geschiktheid Index Model. De Barbeel Barbus barbus L. .Organisatie ter Verbetering van de Binnevisserij. juli 1992

  • No labels