You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 13 Next »

home

Schedefonteinkruid - Potamogeton pectinatus

Algemeen

Algemene kenmerken

 

Naam soort(en)groep

Schedefonteinkruid

Regio

Alle continenten en klimaatsystemen

Watersysteem

Ondiepe meren, beken, estuaria

Factsheet opgemaakt door

M. van Oorschot


Schedefonteinkruid. Bron: #1

Habitatbeschrijving

Schedefonteinkruid komt voor in europa, Azië en Noord-Amerika en verspreid in Afrika, Australië en Nieuw Zeeland #5.

Schedefonteinkruid is een waterplant die met draadvormoge steel die gaffelvormig is vertakt een lengte van 3 meter kan halen. De bladeren zijn grasachtig, lijnvormig en veelal 1-4 mm breed. Het is een overblijvende plant die in ons land in het algemeen overwinterd via knolletjes aan het wortelstelsel van de wortelstok. De plant kan ook bovengronds overwinteren, maar dit vindt alleen in de relatief kleine en beschutte wateren plaats #5.

Schedefonteinkruid wordt aangetroffen in ondiep water van allerlei type wateren, van matig voedselrijk tot zeer voedselrijk, van zoet tot brak en van stagnant tot zwak stromend #5. Populaties komen voor in rivieren, oude strangen, kleiputten, zandwinplassen, grindgaten, kanalen, grachten, weteringen, sloten, plassen, meren en kreken #5. In West-Nederland is schedefonteinkruid vrij algemeen. Schedefonteinkruid is een belangrijke voedselplant voor watervogels. De bladeren en zaden worden veel gegeten door meerkoet, wilde eend en knobbelzwaan. De wortelknolletjes in de waterbodem vormen een belangrijke voedselbron voor de kleine zwaan tijdens de migratie (#1,#2). Vissen zetten hin eieren op deze waterplant af en ze vervullen voor voor jonge vissen een kraamkamerfunctie door dekking te bieden tegen predatoren #1. Ook veel macrofauna zijn gebonden aan waterplantenvegetaties, wat weer als voedsel dient voor vissen. De plant zelf wordt ook gegeten, bijvoorbeeld kolblei (Abramis bjoerkna), kroeskaper (Carassius carassius) en blankvoorn (Rutilus rutilus) dient de plant als aanvulling op het hoofdmenu #5.

In juli-augustus is de hoeveelheid bovengrondse biomassa van de schedefonteinkruid maximaal. in de periode juni- september komt schedefonteinkruid tot bloeien. Om dit moment vindt ook de vruchtzetting plaats. Schedefonteinkruid kan zich vooral in dynamische milieu's sterk vegatief uitbreiden #5.

Dosis-effect relaties

Logistisch regressie model voor het IJsselmeergebied

De dosis-effect relaties zijn afkomstig van het logistisch regressie model Macromij (#3). Dit regressie model is gebaseerd op meetgegevens uit de Veluwerandmeren. Omdat in het Markermeer diepere delen voorkomen dan in de Veluwerandmeren is een begrenzing gesteld aan de uitkomsten van het model (0.2 tot 3.5 m).

In Macromij wordt de kans op het voorkomen van P. pectinatus als volgt berekend:

P_ P. pectinatus= exp(-0.015+-0.046*wa+1.4*tur+-0.0046*fe+-0.16* se+ (-0.43*tur)^2+0.0095*wa*tur+0.000043*wa*fe+ 0.0008*wa*se+0.0018*tu*fe+0.000083*fe*se+-0.000022*wa*tur*fe+-0.00000068*wa*fe_se 0.00000023*wa*tur*fe*se)

HGI P. pectinatus= (P_ P. pectinatus / (1+P_ P. pectinatus)) als de waterdiepte tussen 0.2 en 3.5 meter is.

Wa = waterdiepte (cm)
Tur = troebelheid (1/m)
Fe = strijklengte (m)
Se = sediment, percentage organisch stof, a.d.v. bodemkaart

Als maat voor de troebelheid wordt de licht extinctie genomen, welke wordt berekend met de volgende formule volgens Scheffer (1998) (#4):
troebelheid = 0.81 + 0.016 chlorophyll-a + 0.46/Zs0.5
Zs = Secchi depth (m)
chlorophyll-a (μg/L)

Standplaats model voor rivieren, getijdewateren, meren, plassen en kanalen

Bar chart for Stroomsnelheid showing HGI by stroomsnelheid (m/s)

stroomsnelheid (m/s)

HGI

<0.3

1

0.3 - 0.4

0.7

0.4 - 0.5

0.3

>0.5

0

Referentie: #5

Bar chart for Waterdiepte (algemeen) showing HGI by waterdiepte (m)

waterdiepte (m)

HGI

<20

0

20 - 60

1

60 - 100

0.8

100 - 150

0.5

150 - 200

0.2

>200

0

Referentie: #5
NB. Hier komt schedefonteinkruid alleen optimaal tot ontwikkeling in geexponeerde locaties. Op luwe lokiaties
onwikkelen zich oevervegetaies met mattenbies en riet.

Bar chart for Waterdiepte (rivieren en getijdegebied) showing HGI by waterdiepte t.o.v. GLW (m)

waterdiepte t.o.v. GLW (m)

HGI

0 - 20

0.5

20 - 50

1

50 - 80

0.7

80-120

0.3

>120

0

Referentie: #5
NB. Hier is als bovengrens het gemiddeld laagwaterpeil (GLW) gehanteerd.

Bar chart for Windexpositie (meren en benedenrivierengebied) showing HGI by strijklengte (m)

strijklengte (m)

HGI

0 - 1000

0.3

1000 - 2000

0.7

2000 - 3000

1

3000 - 4000

1

4000 - 5000

0.5

5000 - 6000

0

Referentie: #5

Xyline chart for Temperatuur showing HGI by watertemperatuur (graden Celsius)

watertemperatuur (graden Celsius)

HGI

10

0

18

1

25

1

35

0

Referentie: #5
NB. Het gaat hier om de watertemperatuur gemeten in de maanden juni t/m augustus en dus tijdens het groeiseizoen.

Xyline chart for Helderheid showing HGI by doorzicht (m)

doorzicht (m)

HGI

0

0

0.20

0

0.60

1

2

1

Referentie: #5

Xyline chart for Zuurgraad showing HGI by zuurgraad (pH)

zuurgraad (pH)

HGI

6.5

0

7.5

1

9

1

10

0

Referentie: #5

Xyline chart for Bicarbonaatgehalte showing HGI by bicarbonaatgehalte (mg/L)

bicarbonaatgehalte (mg/L)

HGI

0

0

60

0

125

1

200

1

Referentie: #5

Bar chart for Zoutgehalte showing HGI by chloridegehalte (mg/l)

Referentie: #5
NB. Dit model loopt tot 1000 mg/l chloridegehalte omdat dit model ontwikkeld is voor een voorspelling voor schedfonteinruid in de zoete en licht brakke wateren.

Bar chart for Eutrofiegraad showing HGI by orthofosfaatgehalte (mg P/L)

orthofosfaatgehalte (mg P/L)

standplaatskwaliteit

HGI

<0.03

marginaal

0

0.03-0.08

matig

0.5

0.09-0.l5

suboptimaal

0.8

0.16 -0.25

optimaal

1

0.26 - 0.50

matig

0.5

>0.50

marginaal

0

Referentie: #5
NB. Watervegetaties met schedefonteinkruid komen met name voor in voedselrijke tot zeer voedselrijek wateren. De gemiddelde waarde van orthofosfaat waarbij schedefonteinkruid wordt aangetroffen is 0.25 mg P/L.

Bar chart for Bodemtype en slibgehalte showing HGI by type bodem (klassen)

Referentie: #5
NB> als de bodem slibrijk is dan kan schedefonteinkruid hier niet groeien.

Bar chart for Organische stof showing HGI by organische stof gehalte (mg/L)

Referentie: #5
NB. Het gaat hierbij om de bovelaag van de waterbodem.

Toepasbaarheid

Deze dosis-effect relaties zijn toepasbaar op zoete wateren in Nederland, met name ondiepe meren.

Validatie

De rekenregels zijn gecalibreerd op het Veluwemeer en gevalideerd op Wolderwijd, Drontermeer, Eemmeer en IJmeer. De goodness of fit van aarvederkruid is per meer uitgedrukt in een AUC waarde en percentage van aanwezigheid in de opnamen, a betekent afwezig (#3).

Meer

AUC-waarde

Percentage aanwezigheid

Veluwemeer

0.85

18

Wolderwijd

0.77

17

Drontermeer

0.76

25

Eemmeer

0.62

6

IJmeer

0.62

11

Voorbeeldproject

Deze rekenregels zijn tot op heden nog niet toegepast in een project.

Referenties

1http://nl.wikipedia.org/wiki/Schedefonteinkruid
2http://wilde-planten.nl/schedefonteinkruid.htm
3 Van den Berg M.S., W. Joosse & H. Coops (2003) A statistical model predicting the occurrence and dynamics of submerged macrophytes in shallow lakes in the Netherlands. Hydrobiologia 611:623. Download artikel
4 Scheffer, M., 1998, Ecology of Shallow Lakes. Chapman and Hall, London, 357 pp.
5 Duel, H., Specken, B., 1994, Standplaatsmodel Schedefonteinkruid: een model voor het analyseren van de standplaatskwaliteit van wateren voor vegetaties met schedefonteinkruid (Potamogeton pectinatus). INRO-TNO, Afdeling Planning, Delft, februari 1994

  • No labels