You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 43 Next »

Detailed check (in Dutch)

De gedetailleerde toets is een volledig probabilistische toets op vakniveau. De indeling in vakken wordt beschreven in de Schematiseringshandleiding zettingsvloeiing.

Per vak moeten achtereenvolgens een viertal stappen worden doorlopen, zie ook Rekenregels voor gedetailleerde toets:

 

Stap 1             Bepaal optredingskans zettingsvloeiing per ondergrondscenario: P(ZV|Si)

Stap 2             Bepaal optredingskans zettingsvloeiing voor alle ondergrondscenario’s: P(ZV|Si)P(Si)  (niet ondersteund door D-FlowSlide)

Stap 3             Bepaal overschrijdingskans toelaatbare inscharingslengte gegeven een vloeiing: P(L > Ltoelaatbaar|ZV).

Stap 4             Bepaal overschrijdingskans toelaatbare inscharingslengte voor het dijkvak: P(L > Ltoelaatbaar)vak.

Stap 5             Controleer of P(L > Ltoelaatbaar)vak kleiner is dan de faalkanseis Peis,vak(niet ondersteund door D-FlowSlide)

 

In D-FlowSlide kunnen niet meerdere ondergrondscenario's berekend worden. Dit betekent dat het programma stap 2 niet ondersteunt. Indien er meerdere ondergrondscenario's zijn, kan per ondergrondscenario in D-FlowSlide de overschrijdingskans voor het dijkvak berekend worden. De berekende waarden van (P(L > Ltoelaatbaar)vak) per scenario kunnen vervolgens gecombineerd worden tot (P(L > Ltoelaatbaar)vak) voor alle ondergrondscenario's met de formule die navolgend gegeven is voor stap 2. In feite wordt Stap 2 in dat geval dus na Stap 4 uitgevoerd.

Ook Stap 5, waarin de berekende overschrijdingskans voor het dijkvak vergeleken wordt met de toelaatbare faalkans, moet buiten D-FLowSlide worden uitgevoerd.

Stap 1

Bepaal optredingskans zettingsvloeiing per ondergrondscenario P(ZV|Si)

Eerst wordt per ondergrondscenario (zie schematiseringshandleiding) de frequentie berekend met:

 

(1)

 

Vervolgens kan de frequentie omgerekend worden in een kans met:

 

 

(2)

 

Hoe de parameters in bovenstaande formule moeten worden bepaald staat in de schematiseringshandleiding beschreven. Hieronder volgt alleen een korte beschrijving, waarbij de parameters zijn onderverdeeld in parameters die betrekking hebben op de geometrie, de grondeigenschappen en –toestand en beweeglijkheid van de vooroever.

 

Geometrie (zie ook onderstaande figuur):

De schematisatie van het meest ongunstige rekentalud in de beoordelingsperiode wordt gekarakteriseerd door een fictieve taludhoogte HR [m] en een bijbehorende taludhelling αR [graden]. De taludhelling αR volgt uit de schematisatie van het meest ongunstige dwarsprofiel in de beoordelingsperiode; de fictieve taludhoogte HR wordt als volgt berekend:

(3)

Met:

(4)

Waarin:

Hgeul     geuldiepte [m]

Δhonder  hoogte van de geulhelling die bij extreem laagwater boven water ligt: “niveau van geulrand” – “niveau LLWS/OLW/OLR” [m]

hdijk       hoogte van het waterkerend grondlichaam ten opzichte van de buitenteen van de dijk [m]

B          breedte van het voorland, voor een schaardijk geldt B = 0 [m]

cot(α)   cotangens van de taludhelling α [-]

αR         rekenwaarde voor de taludhelling van het fictieve dwarsprofiel = taludhelling van het geschematiseerde onderwatertalud, ten opzichte van horizontaal [graden]

αboven    helling van het buitentalud van de buitenteen van de dijk naar de buitenkruinlijn, ten opzichte van horizontaal [graden]

α’boven   fictieve taludhelling van de rand van het voorland naar de fictieve buitenkruinlijn van de 2.hdijk-hoge dijk, ten opzichte van horizontaal. Voor een schaardijk geldt α’boven = αboven [graden]

 

Verder is in onderstaande figuur:

 

LLWS meerjarig gemiddelde van het laagste springlaagwater ten opzichte van NAP, geldig in het kustgebied en de estuaria.

OLW    Overeengekomen Laag Water ten opzichte van NAP, geldig in het benedenrivierengebied (in Waal stroomafwaarts van Tiel).

OLR     Overeengekomen Lage Rivierstand ten opzichte van NAP, geldig in het boven­rivierengebied (in Waal stroomopwaarts van Tiel), hetgeen overeen­komt met de Overeengekomen Lage Afvoer bij Lobith.

 

Hoe geulrand, teen onderwatertalud, buitenteen dijk en buitenkruinlijn dijk, bepaald moeten worden staat in meer detail beschreven in de schematiseringshandleiding.

 

 

 

 

Materiaalparameters:

y5m,kar            de karakteristieke waarde van y5m [-]. y5m is het gemiddelde van de state parameter y over in totaal 5 m (verticaal) van de meest verwekingsgevoelige (= hoge y–waarde) lagen gelegen tussen de geulrand en 0,5 HR onder de geulbodem.

d50,gemiddeld,kar   de karakteristieke waarde van d50,gemiddeld [m]. d50,gemiddeld is de gemiddelde mediane korreldiameter is over alle zand- en siltlagen tussen geulrand en geulbodem.

Fcohesivelayers     is een parameter die de invloed van stoorlagen uitdrukt [-]. Zie onderstaande tabel.

 

Hoe de waarde van bovenstaande parameters te bepalen, is beschreven in de schematiseringshandleiding.

 

(0,5m < laagdikte < 5m)

Fcohesivelayers

Vrijwel geen klei- en/of veenlaagjes

1/3

Beperkt aantal klei- en/of veenlaagjes

1

Groot aantal klei- en/of veenlaagjes

3

 

 

Beweeglijkheid:

  • Vlokaal is een maat voor de beweeglijkheid van de vooroever. Deze kan bepaald worden door de grootste waarde te nemen van:

–         de snelheid van de terugschrijding of vooruitgang van de waterlijn,

–         de terugschrijding of vooruitgang van het gemiddelde talud

–         de snelheid van de verdieping aan de teen maal cotαR.

De minimale waarde die ingevuld moet worden voor Vlokaal is 0,0001 m/jaar

  • VZeeland is de beweeglijkheid van een gemiddelde Zeeuwse vooroever, waarop de optredingskansformule in de gedetailleerde toetsmethode gebaseerd is. Voor VZeeland dient 1 m/jaar gekozen te worden.

Voor meer informatie over bepaling van deze parameters wordt verwezen naar de schematiseringshandleiding.

Stap 2 ( niet ondersteund door D-FlowSlide )

Bepaling optredingskans zettingsvloeiing voor alle grondopbouwscenario’s P(ZV)

Combineer de optredingskansen voor de verschillende ondergrondscenario’s, zoals bepaald in de vorige stap, tot een totale optredingskans:

(3)

waarin P(Si) de kans van aantreffen op scenario Si is. Hierbij geldt dat .

Stap 3

Bepaal overschrijdingskans toelaatbare inscharingslengte gegeven een vloeiing P(L > Ltoelaatbaar|ZV)

Als een zettingsvloeiing plaatsvindt, zal een deel van het vervloeide materiaal naar de zijkanten afvloeien. Door dit tweedimensionale effect zal de oppervlakte van de verdwenen grond bovenin het dwarsprofiel (oppervlak 1 onderstaande figuur) ongeveer een factor 1,4 groter zijn dan de oppervlakte van de grond die er aan de onderkant (oppervlak 2) bijkomt. Het uitvloeiingsprofiel heeft ook niet één gelijkmatige taludgradiënt maar bestaat uit ruwweg twee delen; een zeer flauw ondergedeelte en een steiler bovengedeelte. Indien deze verhouding wordt meegenomen, luidt de formule:

 

(4)

 

met:

   c = verhouding tussen oppervlak1 en oppervlak2 in onderstaande figuur: A1=cA2. Voor c wordt default een waarde van 1,4 aangehouden[1]

  H = totale hoogte van het onderwatertalud, moet de werkelijke hoogte tot aan het voorland worden genomen (en dus niet fictieve rekenhoogte HR) [m]. In geval van een onbestort onder water talud of als sprake is van een bestorting op een gedeelte van het talud, dat niet doorloopt tot in het diepste punt van de geul, geldt: H = Hgeul. Indien er gedeeltelijk bestorting aanwezig is die begint in het diepste punt van de geul, geldt H = Honbest, zie onderstaande figuren.

  D = steile gedeelte schadeprofiel

 

Figuur: Inscharingslengte (L) na zettingsvloeiing

 

De variabelen in bovenstaande formule zijn onzeker. Op basis van statistische analyse van de geometrische kenmerken van circa 140 vloeiingen in de Zuidwestelijke Delta is voor elke variabele de verwachtingswaarde, standaardafwijking en type verdeling bepaald. De resultaten zijn weergegeven in onderstaande tabel.

De standaardafwijking van parameters c en cotan(a) zijn niet gebaseerd op waarnemingen en dus schattingen.

 

 

 

 

Onderliggende normale verdeling

X

E(X)

σ(X)

Type verdeling

μ(X)

σ(X)

cotan(γ)

16,8

7,1

Lognormaal

2,82

0,38

cotan(β)

2,9

1,7

Lognormaal

1,05

0,47

D/H

0,43

0,06

Normaal

 

 

c

1,4

0,1

Normaal

 

 

cotan(α)

 

0,05·μ(X)

Normaal

 

 

Tabel Overzicht geometrische variabelen. Omrekening verwachtingswaarde en standaardafwijking vanuit het gemiddelde en standaardafwijking van de onderliggende normale verdeling:  en

 

Voor bepaling van de kans op overschrijding van de toelaatbare inscharingslengte moet de volgende betruwbaarheidsfunctie opgelost worden:

 

(5)

 

Deze functie kan exact opgelost worden door de kansdichtheidsfuncties alle variabelen in bovenstaande tabel mee te nemen, niveau III, of door de functie te lineariseren in het ontwerppunt, waarbij de kansverdeling van elke variabele wordt benaderd door een standaard normale verdeling, niveau II. Dit laatste vindt plaats in een FORM analyse. Navolgend worden twee methoden beschreven om de overschrijdingskans van de inscharingslengte te berekenen:

  • Met de software D-FlowSlide, waar “onder de motorkap” een FORM analyse is ingebouwd en waarin alle stochastische variabelen worden meegenomen.
  • Een handmatige FORM berekening, waarin enige vereenvoudigingen worden aangenomen.

 

Voor meer details wordt verwezen naar bijvoorbeeld de CUR190.

Methode D-FlowSlide

In de software D-FlowSlide wordt de betrouwbaarheidsfunctie met een FORM analyse, aangeroepen uit de probabilistische bibliotheek, opgelost. Daarnaast wordt de volumebalans niet met vergelijking (4) opgelost, maar numeriek. Daarmee kan rekening worden gehouden met beperkte berging, bijvoorbeeld in het geval van een smalle geul.

Benaderende methode (analytisch)

Uit probabilistische berekeningen blijkt dat cotanα, cotanβ, D/H en c een kleine invloed hebben op de overschrijdingskans (de invloedsfactor is klein). Daarom kan de FORM analyse vereenvoudigd worden door deze parameters deterministisch te nemen, dus de verwachtingswaarden, E(X), aangegeven in bovenstaande tabel.

 

Met deze kentallen is het mogelijk de overschrijdingskans van L te bepalen en vervolgens de kans dat L groter is dan Ltoelaatbaar. Als betrouwbaarheidsfunctie wordt dus vergelijking (5) genomen. Hierin is L de optredende inscharingslengte die berekend wordt met vergelijking (4) op basis van de verwachtingswaarde en de standaardafwijking van cotang en Ltoelaatbaar, dat is de aanwezige lengte van het voorland. In dit geval is cotang de enige stochast, dus kan de betrouwbaarheidsindex β worden bepaald door vergelijking (2.6) op te lossen voor cotanγ, lognormaal verdeeld. Oplossen van deze vergelijking kan door middel van iteratie.

 

    

(6)

 

Een zoekalgoritme voor de iteratie wordt gegeven door het volgende stroomschema.

 

1         Start met  en bepaal L voor

2         Bepaal de waarde van de relatieve afstand[2] Ltoelaatbaar /L

3         Gebruik  als nieuwe waarde voor β en  bepaal L voor

4         Herhaal de stappen 1 tot 3 tot de waarde van β is gevonden waarvoor

 

Om te compenseren voor de niet beschouwde stochastische variabelen cotana, cotanb, D/H en c moet de berekende betrouwbaarheidsindex gecorrigeerd worden. Op basis van een kalibratie, waarbij β is berekend in een FORM-analyse met alle parameters als stochast (x-as) en een FORM-analyse waarbij alleen cotγ als stochast is meegenomen (y-as), blijkt dat de  in hierboven gegeven stappen berekende β gedeeld moet worden door een factor 1,10.

 

Uitgaande van een Gauss-verdeling, wordt de overschrijdingskans van de toelaatbare inscharingslengte vervolgens berekend met:

(7)

 

Rekenvoorbeeld:

De toelaatbare inscharingslengte bedraagt 60 meter, de helling van het voorland cotana = 6 en de diepte van de geul H = 15m. Voor de overige parameters wordt de verwachtingswaarde genomen. De iteratie om b te bepalen ziet er als volgt uit.

 

 

Iteratie

βi

cotan(γ)

L

Ltoelaatbaar /L

βi+1

1

1,0

24,5

36,9

1,63

1,63

2

1,63

31,1

55,8

1,08

1,75

3

1,75

32,6

60,0

1,0

1,75

Itereren van  naar  levert dus , zodat en . De gecorrigeerde betrouwbaarheidsindex bedraagt nu , wat neerkomt op een kans .

 

Stap 4

Bepaal toelaatbare faalkans per dijkvak P(L > Ltoelaatbaar)vak,toelaatbaar

De berekende kans uit vergelijking (2.8) dient nu te worden getoetst aan een maximaal toelaatbare faalkans.

In zowel de globale als gedetailleerde toets wordt getoetst of de bijdrage van zettingsvloeiing aan de kans op een direct faalmechanisme verwaarloosbaar klein is. Gecontroleerd wordt of de kans dat de inscharing voorbij de invloedslijn komt voldoende klein is. Als dit zo is, zal de bijdrage van zettingsvloeiing aan de overstromingskans eveneens verwaarloosbaar zijn. Omdat de toelaatbare overstromingskans voor het traject volgens de norm (Ptraject) (als het goed is) al in de locatie van de invloedslijn verwerkt zit, is een koppeling van de toelaatbare overschrijdingskans door een inscharing door een zettingsvloeiing aan de norm niet nodig. Wel moet de lengte van het voor zettingsvloeiing beschouwde dijkvak meegenomen worden.

 

Dit leidt tot de volgende toelaatbare kans:

(8)

 

Stap 5 (niet ondersteund door D-FlowSlide)

Vergelijk berekende overschrijdingskans toelaatbare inscharingslengte per dijkvak P(L > Ltoelaatbaar)vak met toelaatbare faalkans P(L > Ltoelaatbaar)vak,toelaatbaar

 

Vergelijk P(L > Ltoelaatbaar)vak met P(L > Ltoelaatbaar)vak,toelaatbaar

Indien P(L > Ltoelaatbaar)vakP(L > Ltoelaatbaar)vak,toelaatbaar is het oordeel “voldoet zeker”, anders wordt doorgegaan naar toetsniveau 3 (toets op maat).



[1] Formule (4) geldt alleen als c ≠ 1. Als om bepaalde redenen c = 1 wordt genomen, geldt

[2] Een robuuster/stabieler algoritme is door ln( Ltoelaatbaar ) / ln( L ) als relatieve afstand te gebruiken. Dit kost meer iteratie-stappen, maar voorkomt wel dat de iteratie  “uit de bocht schiet” bij hoge beta-waardes

  • No labels