Moerasandijvie (Tephroseris palustris)
Algemeen
Algemene kenmerken |
|
---|---|
Naam soort |
Moerasandijvie |
Regio |
Europa, Siberië, Alaska |
Watersysteem |
Wetlands |
Type |
Pionier |
Factsheet opgemaakt door |
M. van Oorschot |
|
Figuur 1. Moerasandijvie #1 |
Habitatbeschrijving
Algemeen voorkomen
Moerasandijvie (Figuur 1) is een een- of tweejarige pionier plant die voorkomt op periodiek droogvallend slik. Ten tijde van de inpoldering van Flevoland heeft deze plant zich in het IJsselmeergebied explosief ontwikkeld. Tegenwoordig kunnen 'explosies' van moerasandijvie bijvoorbeeld gevonden worden op baggerstort terreinen. Doordat deze plant goed gedijt in verstoorde gebieden kan het voorkomen per jaar sterk variëren. Het areaal van de moerasandijvie beslaat een groot deel van de koude en koel gematigde streken van het noordelijke halfrond. #1 #2
Milieuvoorwaarden
Moerasandijvie groeit het best op slibrijke bodems. De plant heeft een droge periode nodig tijdens de kiemperiode in juni-juli. Na de kieming moet het gebied in de winter periodiek overstromen om overwoekering door andere planten te voorkomen.
Dosis-effect relaties
De belangrijkste standplaatsfactoren van de moerasandijvie zijn slibgehalte, de afwezigheid van een overjarige moerasvegetatie en periodieke droogval/overstroming op gezette tijden. #3 Hieronder is de dosis-effect relatie weergegeven van het slibgehalte in de bodem en de Habitat Geschiktheid Index (HGI). De curve heeft een sigmoïde vorm.
Slibgehalte |
HGI |
---|---|
0 |
0 |
10 |
0.1 |
18 |
0.2 |
22 |
0.4 |
26 |
0.6 |
30 |
0.8 |
32 |
0.9 |
35 |
1 |
45 |
1 |
Als er meerjarige oevervegetatie aanwezig is, kan de moerasandijvie zich niet vestigen. #3
Oevervegetatie |
HSI |
---|---|
Aanwezig |
0 |
Afwezig |
1 |
De rekenregels van droogval zijn gebaseerd op rekenregels in het WAVEG (WAterpeil VEGetatie) model dat ontstaan is na onderzoek naar de vegetatieontwikkeling in de Oostvaardersplassen. #2
HGI |
Droogval voor 20 juni |
Droogval 15 juni-20 juli |
Droogval winter |
---|---|---|---|
1 |
nee |
ja |
nee |
0.5 |
ja |
ja |
nee |
0.5 |
nee |
ja |
ja |
0 |
ja |
nee |
ja |
0 |
ja |
nee |
nee |
0 |
nee |
nee |
ja |
1. Droogval tussen 15 juni en 20 juli => vestiging moerasandijvie
2. Droogval op andere tijden => geen moerasandijvie
3. Lisdodde jonger dan 4 jaar plus overstroming tussen 10 mei en 20 juni of in de winter => vestiging moerasandijvie
4. Lisdodde ouder dan 4 jaar of geen overstroming => geen moerasandijvie
Punt 1 en 2: om te kunnen kiemen moet het slik op gezette tijden droogvallen. Droogval op andere tijden faciliteert de grote lisdodde of de goudzuring. Als er droogval plaatsvindt na 20 juli blijft het slik onbegroeid.
Punt 3 en 4: lisdodde vegetatie jonger dan 4 jaar dat geïnundeerd is tijdens de ruiperiode van ganzen of in de winter wordt volledig weg gegraasd door ganzen en andere watervogels. Dit biedt mogelijkheden voor de ontwikkeling van moerasandijvie (rekening houdend met punt 1 en 2). Lisdodde vegetatie ouder dan 4 jaar ontwikkelt zich tot een rietvegetatie. Als er eenmaal een rietvegetatie staat, is de moerasandijvie kansloos.
Referenties
1. Weeda, E.J., Westra, R., Westra, Ch., Westra, T. (2003) Nederlandse Oecologische flora Deel 4). KNNV Uitgeverij/IVN, Haarlem. ISBN no. 90-50110182-3
2. Deursen, E.J.M. (1994). Modellering van de vegetatieontwikkeling in het binnenkaadse gebied van de Oostvaardersplassen bij verschillende waterpeil scenario`s. Flevobericht 355
3. Persoonlijke communicatie H. Drost (RWS-WD)