You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 24 Next »

home

Meervleermuis - Myotis dasycneme

Algemeen

Algemene kenmerken

 

Naam soort(en)groep

Meervleermuis - Myotis dasycneme

Regio

Nederland, noordelijk en oostelijk Europa

Watersysteem

meren

Natuurparameter

zoogdieren

HR nr

H1318

Factsheet opgemaakt door

K.E. van de Wolfshaar & M. van Oorschot

Foto: Rollin Verlinde

Habitat beschrijving

De Meervleermuis behoort, net als het merendeel der Europese vleermuizen, tot de familie der Gladneuzen (Vespertilionidae). Het geslacht Myotis is in Europa vertegenwoordigd met 13 soorten, waarvan er 8 in Nederland voorkomen. De grootte van de Meervleermuis is van kop tot romp 6-7 cm met een spanwijdte is 25-32 cm. De Meervleermuis heeft een ronde kop heeft een bruine snuit met vrij grote neusknobbels. Haar oren zijn vrij lang met een kort binnenoor. Haar vacht is licht tot donker, met een zijdeachtige glans aan de bovenzijde en lichter witgrijs aan de onderkant. Ze kan verward worden met de overeenkomstig gekleurde Watervleermuis (Myotis daubentonii), maar is iets groter, heeft langere oren en vliegt (boven water) sneller en rechtlijniger. Ook de met een batdetector opgevangen echosignalen kunnen verward worden met de signalen die de Watervleermuis uitzendt. De wetenschappelijke naam van de Meervleermuis duidt op de witte haren die langs de onderzijde van het onderbeen zitten (dasys = harig, cnèmè = kuit, in het Grieks).

Algemeen voorkomen

De Meervleermuis heeft in ons land 's zomers een ruime verspreiding in het noorden en westen. De belangrijkste kraamkolonies en foerageergebieden liggen in de waterrijke provincies: Noord en Zuid Holland, Friesland, evenals de Kop van Overijssel. Na de kraamperiode vindt vanaf augustus de paring plaats in paargebieden die de mannetjes hebben ingenomen. Ook in wintergebieden wordt gepaard. Voor de trek naar overwinteringsgebieden legt de Meervleermuis soms lange afstanden af, tot meer dan 350 km. De vrouwtjes vliegen gemiddeld verder dan de mannetjes. De belangrijkste overwinteringsplaatsen in ons land liggen in de mergelgroeves van Zuid-Limburg en in bunkers in het Hollandse duingebied en bij Arnhem; in het bijzonder in bunkers tussen Katwijk en Den Haag overwinteren grote aantallen dieren. Een deel van de Nederlandse populatie overwintert in het buitenland, onder andere in de fortengordel rondom Antwerpen, Calais, Eifel en in de omgeving van Osnabruck.

Voedselhabitat en strategie

De vleermuis vliegt na zonsondergang uit, waarbij de vrouwtjes afstanden van gemiddeld 8 km en de mannetjes gemiddeld 12 kilometer afleggen. In het voorjaar en het najaar worden soms afstanden van 25 kilometer tussen verblijfplaats en voedselgebied afgelegd. Tijdens de vlucht worden bomenrijen, waterwegen en andere structuren in het landschap gevolgd. Vrouwtjes verspreiden zich circulair om de kolonie heen op zoek naar voedsel. Geprefereerde vliegroutes zijn over watergangen, maar ook routes over weilanden en langs bosrand/houtwal worden gebruikt. Meervleermuizen zoeken veelal beschutte routes op omdat daar het insectenaanbod groter is. Sterk verlichte gebieden zoals stads- en dorpskernen worden vermeden. Verder vliegen ze niet over sterk verlichte wegen maar wel onder bruggen en viaducten. Het foerageren gebeurt voornamelijk boven open water, zoals kanalen, vaarten, plassen en meren. Ook vochtige weilanden en open houtwallen (voornamelijk populier en wilg) nabij water worden als voedselgebied gebruikt. De meervleermuis heeft zich gespecialiseerd in het vangen van op het wateroppervlakte drijvende insecten. Hiervoor vliegt zij met hoge snelheid laag over het water, waarbij insecten met de poten vanaf het water worden 'geschept'. De voornaamste prooien zijn muggen, schietmotten en nachtvlinders.

Reproductie en migratie

De vrouwtjes wonen tijdens de zomer in grote groepen in kraamverblijfplaatsen. De mannetjes leven solitair of in kleine groepen in mannenverblijfplaatsen. Als zomerverblijfplaats worden voornamelijk spouwmuren van huizen gebruikt, af en toe wordt de soort ook aangetroffen op zolders van kerken. In een kraamverblijf wonen gemiddeld 132 vrouwtjes, de maximale groepsgrootte in Nederland is 750 dieren. Halverwege mei worden de eerste jongen geboren, vanaf de tweede week van juni vliegen deze jongen ook mee met hun moeder. Vanaf half juli start voor de vrouwtjes de migratie naar overwinteringsgebieden, die ook in Nederland liggen.

Leeftijd en mortaliteit

De Meervleermuis wordt gemiddeld 5 tot 7 jaar oud en krijgt slechts 1 jong per jaar. De hoogst aangetoonde leeftijd is 20,5 jaar.

Dosis-effect relaties

De habitateisen van mannetjes en vrouwtjes verschillen sterk. Verder zijn er ook seizoensgebonden habitateisen (migratie in winter en ander gedrag van zwangere vrouwtjes). Deze factsheet is opgesteld met alleen dosis-effect relaties van de vrouwtjes en de seizoenale verschillen zijn gemiddeld. Alle dosis-effect relaties van de meervleermuis zijn gebaseerd op data verzameld door Drs. A.J. Haarsma. Habitateisen waarvan geen expliciete data beschikbaar is, zijn bepaald op basis van expert judgement.

Bar chart for Breedte gebied rond open water showing HGI by breedte (km)

breedte (km)

HGI

0 - 10

1

> 10

0

Referentie: #2

Bar chart for Slaapplaatsen showing HGI by slaapplaatsen

slaapplaatsen

HGI

bunkers, kerken, boerderijen

1

woonhuizen

0.5

Onzekerheid en validatie

(warning) Deze dosis-effect relaties zijn niet gevalideerd.

Toepasbaarheid

Voor een uitgebreidere set dosis-effect relaties is meer literatuur en/of onderzoek nodig. Op basis van de huidige informatie is het erg lastig om de habitatgeschikheid te bepalen voor de Meervleermuis.

Voorbeeld project

Er is geen voorbeeldprojekt beschikbaar voor de Meervleermuis.

Referenties

1 http://www.minlnv.nl/natura2000
2 Janssen, J.A.M. en Schaminee, J.H.J. Europese natuur in Nederland; soorten van de Habitat richtlijn. 2004

  • No labels