You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 12 Next »

home

Meervleermuis - Myotis dasycneme

Algemeen

Algemene kenmerken

 

Naam soort(en)groep

Meervleermuis - Myotis dasycneme

Regio

Nederland, noordelijk en oostelijk Europa

Watersysteem

meren

Natuurparameter

zoogdieren

HR nr

H1318

Factsheet opgemaakt door

K.E. van de Wolfshaar

Foto: www.vleermuis.net/.../projecten/meervlRV1.jpg

Habitat beschrijving

De Meervleermuis (Myotis dasycneme) behoort, net als het merendeel der Europese vleermuizen, tot de familie der Gladneuzen (Vespertilionidae). Het geslacht Myotis is in Europa vertegenwoordigd met 16 soorten, waarvan er 8 in Nederland voorkomen. De Meervleermuis is van deze de op-één-na-grootste (kop-romp: 6-7 cm; spanwijdte 25-32 cm); alleen de Vale vleermuis (Myotis myotis) is groter. De Meervleermuis heeft een ronde kop en langwerpige oren zonder insnijding aan de randen. Haar vacht is bruin tot grijsbruin aan de bovenzijde en lichter witgrijs aan de onderkant. Ze kan verward worden met de overeenkomstig gekleurde Watervleermuis (Myotis daubentonii), maar is iets groter, heeft langere oren en vliegt (boven water) sneller en rechtlijniger. Ook de met een batdetector opgevangen echosignalen kunnen verward worden met de signalen die de Watervleermuis uitzendt. De wetenschappelijke naam van de Meervleermuis duidt op de witte haren die langs het onderbeen zitten (dasys = harig, cnèmè = kuit, in het Grieks).

Algemeen voorkomen

De Meervleermuis heeft in ons land 's zomers een ruime verspreiding in het noorden en westen. De belangrijkste kraamkolonies en fourageergebieden liggen in het laagveen-, zeeklei- en IJsselmeergebied van Holland, Utrecht, Friesland, Groningen en de Kop van Overijssel. Na de kraamperiode vindt vanaf augustus de paring plaats in paargebieden die de mannetjes hebben ingenomen. Ook in wintergebieden wordt gepaard. Voor de trek naar overwinteringsgebieden legt de Meervleermuis soms lange afstanden af, tot meer dan 300 km. De belangrijkste overwinteringsplaatsen in ons land liggen in de mergelgroeves van Zuid-Limburg en in bunkers in het Hollandse duingebied en bij Arnhem; in het bijzonder in bunkers tussen Katwijk en Den Haag overwinteren grote aantallen dieren. Een deel van de Hollandse populatie overwintert in de Ardennen, de Eifel. De Friese populatie vliegt grotendeels naar Duitsland (o.a. Sauerland en Teutoburgerwald) #1

Voedselhabitat en strategie

De soort vliegt na zonsondergang uit, waarbij afstanden tot zo'n 10 km worden overbrugd. Tijdens de vlucht worden houtwallen, waterwegen en andere structuren in het landschap gevolgd. Het fourageren gebeurt boven open water, zoals kanalen, vaarten, plassen en meren. De soort vliegt met hoge snelheid laag over het water, waarbij insecten met de poten vanaf het water worden 'geschept'. De voornaamste prooien zijn muggen, vliegjes en motten #1.

Reproductie en migratie

De Meervleermuis krijgt zijn jongen in gebouwen zoals kerken, boerderijen en bunkers. Ze migreren jaarlijks naar overwinterings gebieden, die ook in Nederland liggen. Kraamkolonies van de soort bevinden zich in diverse typen gebouwen (kerken, boerderijen, woonhuizen), steevast in de nabijheid van waterrijke gebieden. De mannetjes leven in de kraamtijd solitair of in kleine groepjes #1.

Leeftijd en mortaliteit

Dosis-effect relaties

Bar chart for Breedte gebied rond open water showing HSI by breedte (km)

breedte (km)

HSI

0 - 10

1

> 10

0

Referentie: #2

Bar chart for Slaapplaatsen showing HSI by slaapplaatsen

slaapplaatsen

HSI

bunkers, kerken, boerderijen

1

woonhuizen

0.5

Onzekerheid en validatie

Deze rekenregels zijn niet gevalideerd.

Toepassingsgebied

Voorbeeld project

N.v.t.

Referenties

1 http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000
2 Janssen, J.A.M. en Schaminee, J.H.J. Europese natuur in Nederland; soorten van de Habitat richtlijn. 2004

  • No labels