You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 14 Next »

home

Kranswieren - Chara spp.

Algemeen

Algemene kenmerken

 

Naam soort(en)groep

Kranswierwateren

Regio

Nederland

Watersysteem

Meren en moerassen

Natuurparameter

habitats

HR nr

H3140

Factsheet opgemaakt door

M. Haasnoot

Foto: J. van Schie

Habitat beschrijving

Algemeen voorkomen

Kranswieren zijn pioniers van minder voedselrijke, heldere wateren. Onder deze omstandigheden ontwikkelen ze dichte tapijten die bestaan uit een of meerdere soorten kranswieren, waarin nauwelijks andere waterplanten kunnen doordringen. Kenmerkende soorten voor kalkrijke wateren zijn: Gewoon kransblad (Chara vulgaris), Ruw kransblad (Chara aspera), Stekelharig kransblad (Chara hispida), Brokkelig kransblad (Chara contraria), Sterkranswier (Nitellopsis obtusa). In zwak brakke wateren kunnen ook gebogen kransblad (Chara connivens) en brakwaterkransblad (Chara canescens) een rol spelen.
In de grote meren van het IJsselmeergebied komen in de ondiepe zone (0,5 - 2,5 m) kranswieren voor als de waterkwaliteit voldoende is verbeterd en er voldoende licht tot op de bodem doordringt. Uitgestrekte 'kranswierweiden' zijn te vinden in de Veluwerandmeren, het IJmeer en de Gouwzee. De laatste jaren is er ook een toename te zien in het Gooimeer, het Zwarte Meer en langs de Friese kust.

Milieuvoorwaarden

Kranswieren komen voor in wateren met uiteenlopende chemische samenstelling (#3). Het doorzicht in de waterkolom is de meest bepalende factor die die de maximale groeidiepte bepaalt waarop lichtbeperking optreedt. In zeer ondiep water (in meren met een vast peil < 20 cm) kunnen kranswieren echter niet groeien vanwege de turbulentie in de waterkolom en begrazing. De alkaliniteit kan zeer hoog zijn; ook in brakke meren en plassen kunnen kranswieren aspectbepalend zijn. Kranswieren hebben basisische condities (pH > 6) nodig. Ze groeien op uiteenlopende bodems (zand, klei, veen).
Uitgebreid onderzoek in het IJsselmeergebied heeft aangetoond dat daar de factoren doorzicht en diepte samen voor het grootste deel het voorkomen van Chara sp. verklaart, met name de plekken waar Chara afwezig is. Om ook de plekken waar Chara wel staat goed te kunnen voorspellen is de aanwezigheid in het voorgaande jaar als aanvullende factor nodig (#1).

Beheer en ontwikkelingskansen

Kranswiervegetaties zijn gevoelig voor verhoogde troebelheid (door toevoer van nutrienten, slibopwoeling e.d.), en worden dan snel verdrongen door andere waterplanten of draadwieren. Bij matig verminderd doorzicht kunnen kranswieren zich vaak goed handhaven doordat ze zelf de helderheid versterken. Na het verdwijnen van de vegetatie zijn zeer heldere omstandigheden nodig om herkolonisatie mogelijk te maken.
Primair zal het beheer van kranswiermeren dus moeten bestaan uit het voorkomen van hoge nutrientenbelasting en andere bronnen van vertroebeling. Daarnaast is het instandhouden van ondiep-watergebieden een vereiste.
Ontwikkeling van kranswiervegetaties is mogelijk door maatregelen te nemen die de helderheid vergroten, zoals actief biologisch beheer of doorspoelen. Maatregelen als het selectief maaien van boven de kranswieren uitgroeiende waterplanten en het uitzetten van sporen zijn met wisselend succes toegepast.

Dosis-effect relaties


De dosis-effect relaties zijn afkomstig van het logistisch regressie model Macromij (#3). Dit regressie model is gebaseerd op meetgegevens uit de Veluwerandmeren. Omdat in het Markermeer diepere delen voorkomen dan in de Veluwerandmeren is een begrenzing gesteld aan de uitkomsten van het model (0.2 tot 3.5 m).

In Macromij wordt de kans op het voorkomen van Chara spp. als volgt berekend:

P_chara = exp(-0.015+-0.024*wa+-0.36*tur+0.0023*fe+0.12* se+0.0084*wa*tur+0.000024*wa*fe+-0.06*tur*se+-0.0002*fe*se+-0.000019*wa*tur*fe+0.0000812* tur*fe*se+0.0000000778*wa*tur*fe*se)

HGI Chara = (P_chara / (1+P_chara)) als de waterdiepte tussen 0.2 en 3.5 meter is.

Wa = waterdiepte (cm)
Tur = troebelheid (1/m)
Fe = strijklengte (m)
Se = sediment, percentage organisch stof, a.d.v. bodemkaart

Als maat voor de troebelheid wordt de licht extinctie genomen, welke wordt berekend met de volgende formule volgens Scheffer (1998):
troebelheid = 0.81 + 0.016 chlorophyll-a + 0.46/Zs0.5
Zs = Secchi depth (m)
chlorophyll-a (μg/L)

Er zijn ook dosis-effectrelaties beschikbaar voor het habitattype Kranswierwateren.

Onzekerheid en validatie

Deze dosis-effect relaties zijn gevalideerd voor de Veluwerandmeren #3. De uitkomsten van dit model zijn ook vergeleken met meetgegevens in het Markermeer. De kans dat de dosis-effect relaties voor Chara spp. de aanwezigheid goed voorspellen (TPR) is 20%, de kans dat het model afwezigheid goed voorspelt (TNR) is 91%, en de trefzekerheid is 86%. Voor deze vergelijking is de 'Goodness of fit' methode gebruikt (hier zal binnenkort een rapport over worden geplaatst).

Toepasbaarheid

Deze dosis-effect relaties zijn toepasbaar op zoete wateren in Nederland, met name ondiepe meren.

Voorbeeld project

Deze dosis-effect relatie is toegepast in een project voor het IJsselmeergebied (#2)en het Volkerak Zoommeer (#1).

Referenties

1 Haasnoot, M. en Van de Wolfshaar, K.E.. Habitat analyse in het kader van de Planstudie/MER voor Krammer, Volkerak en Zoommeer. WL report Q4015. 2006 (Download rapport ) rapport van pagina met toepassingen
2 Haasnoot, M., Kranenbarg, J. en van Buren, R.. Seizoensgebonden peilen in het IJsselmeergebied. WL report Q3889. 2005 (Download rapport )
3 Van den Berg M.S., M. Scheffer, E. van Nes & H. Coops (1999) Dynamics and stability of Chara sp. and Potamogeton pectinatus in a shallow lake changing in eutrophication level. Hydrobiologia 408/409: 335-342. Download artikel

  • No labels