You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 3 Next »

Home

Riviergrondel - Gobio gobio

Algemeen

Algemene kenmerken

 

Naam soort(en)groep

Riviergrondel - Gobio gobio

Regio

Nederland, West-Midden Eurapa

Watersysteem

plassen, meren, rivieren, beken

Natuurparameter

vissen

HR nr

 

Factsheet opgemaakt door

M.P. Weeber

[www.biopix.com]

Habitat beschrijving

Algemeen voorkomen

"Lange tijd is de riviergrondel een algemene verschijning geweest, die in zeer uiteenlopende wateren kon worden aangetroffen. Door verschillende oorzaken is de soort op vele plaatsen sterk achteruit gegaan, maar schijnt in sommige wateren juist in aantal toe te nemen. De kanalisatie van beken en rivieren wordt wel de belangrijkste oorzaak van de achteruitgang genoemd, maar watervervuiling en het verdwijnen van paaiplaatsen hebben hier ook een groot aandeel in gehad. Lokale populaties kunnen in stand worden gehouden door kleinere gebieden met geschikte paaiplaatsen te beschermen. De riviergrondel stelt weinig eisen aan de waterkwaliteit en komt niet alleen in schoon helder water voor, maar kan zich ook in water met een slechte kwaliteit handhaven. De riviergrondel beschikt over een groot aanpassingsvermogen aan de waterkwaliteit. De riviergrondelpopulaties kunnen zich na ingrepen in hun leefgebied snel herstellen." 1

"Het verspreidingsgebied van de riviergrondel strekt zich uit van West- en Midden-Europa tot de Kaspische Zee. In Noorwegen, noord-Zweden en Finland komt hij niet voor. In het zuiden wordt het verspreidingsgebied begrensd door de Pyreneeën en loopt via noord-Italië en Griekenkland naar het noorden van Turkije. De riviergrondel is in Spanje uitgezet en heeft zich van daaruit tot in Portugal verspreid." 1

"De riviergrondel heeft een langgerekt lichaam, dat in dwarsdoorsnede bijna rond en naar de staart toe zijlings afgeplat is. De rug is licht gebogen, de buik afgeplat. De brede kop van de riviergrondel heeft een stompe snuit en in beide hoeken van de onderstandige mond bevindt zich een korte baarddraad. Wanneer deze naar achteren gestrekt worden, reiken ze hoogstens tot het midden van het oog. Het lichaam is bedekt met relatief grote schubben; op de keel en tussen de borstvinnen bevinden zich geen schubben. De rug- en anaalvin hebben een korte basis en zijn, evenals de staartvin, vaak bedekt met donkere punten of streepjes. De lichaamskleur is zeer variabel en afhankelijk van de omgeving. De rugzijde is zwart-, groen- of blauw-bruin, de zijden zijn lichter van kleur en de buik is vuilwit of zilverachtig. Boven de zijlijn bevinden zich 7 tot 11 paarsachtige tot blauwe, ongelijke vlekken. De maximale lengte is 16-20 cm. De vorm van het lichaam van de riviergrondel (met de wat ronde rug en de platte buik) en de onderstandige bek en de beide baarddraden geven al aan dat deze vissoort een aan de bodem gebonden leven leidt. Vooral in ondiep water houdt hij zich, vaak in kleine scholen, bij een hellende bodem op. Bij het ontbreken van natuurlijke oevers, zoals in kanalen en vaarten, staan ze ook wel vertikaal tegen beschoeiingen en kade-muren aan." 1

"In de paaitijd en in de zomermaanden wordt de riviergfrondel in ondiep water aangetroffen, 's winters zoekt hij het diepere water op om te overwinteren. In het de dichtheid varieert hier van 0.3 tot 2.8 individuen per m^2^. Tijdens een onderzoek van het OVB bleek dat, uitsluitend onder bruggen, dichtheden van wel 20 exemplaren per m^2^ werden aangetroffen. Alle gevangen dieren bevonden zich hier in 20-40 cm diepe gedeelten achter betonranden. Over deze randen stroomt slechts enkele centimeters water, zodat roofvissen deze plaatsen niet kunnen bereiken. De brug biedt bovendien bescherming tegen riegers. Opvallend is dat hier vrijwel uitsluitend grote (circa 16 cm) riviergrondels werden aangetroffen. Ook andere vermelden dat de riviergrondel in kleine, struktuur- en voedselrijke wateren, die s'zomers warm zijn, in aanzienlijke dichtheden kan voorkomen." 1

Voedselhabitat en strategie

"De riviergrondel is een alleseter. Voor juveniele stadia vormt zoöplankton de belangrijkste voedselbron en in stilstaand water in Ierland worden door de kleinere exemplaren (<7.5 cm) voornamelijk Cladocera gegeten.
In stromend water in Ierland en voor de grote adulte dieren bestaat het hoofdvoedsel echter uit allerlei bodemorganismen. In de darm zijn muggen- en andere insectenlarven aangetroffen, alsmede wormpjes , kleine kreeftachtigen, slakken en mosseltjes, kuit van andere vissen en ook wel kleine visjes. Ook plantaardig materiaal wordt gegeten, zoals Diatomeeën en draadalgen; deze laatste soms zelfs in aanzienlijke hoeveelheden. Ook worden in de darm vaak detritus, modder en plantenresten gevonden. Waarschijnlijk wordt dergelijk materiaal tegelijk met de voedselorganismen opgenomen." 1

Reproductie en migratie

"Onderzoek aan een riviergrondelpopulatie in de Mole-rivier in Groot-Brittannie wees uit dat twee derde van de populatie binnen een eigen home-range leeft en dat de rest van de populatie uit de zwervende dieren bestaat. Een verklaring voor dit verschijnsel is niet gevonden. Er bleek geen relatie te bestaat tussen het zwerfgedrag enerzijds en het geslacht, de leeftijd of de grootte van deze dieren anderzijds. Evenmin leek het hier om zwakke, uit de groep verstoten individuen te gaan. Wel kan hiermee verklaard worden waarom de riviergrondel zich altijd als één van de eerste vissoorten weet te herstellen na werkzaamheden aan een water: De zwervende riviergrondels kunnen voor snelle herkolonisatie van het water zorgen, wanneer door een ingreep het home-range gebonden deel van de populatie verdwenen is." 1

"De paaitijd valt, afhankelijk van de omstandigheden, in de maanden april, mei en juni. De mannetjes krijgen dan paaiuitslag: de kop, de zijden en de bovenkant van de borstvistralen zijn dan bedekt met kleine witte knobbeltjes. In meren levende riviergrondels trekken dan naar de mondingen van beken en rivieren, op zoek naar geschikte paaiplaatsen. Dit zijn ondiepe plekken met een zand- of grindbodem, waar het water bij voorkeur helder en zuurstofrijk is en langzaam stroomt. Dat aan de paaiplaatsen duidelijk andere iesen worden gesteld dan aan het "normale" leefgebied en beide gebieden in verschillende watergedeelten kunnen liggen, blijkt uit het feit dat in wateren met een goede riviergrondelstand soms in het geheel geen broed wordt aangetroffen." 1

"De eitjes worden, met veel geplons en gepletter, in de avondschemering afgezet. Ze zijn blauwig-grijs van kleur, circa 1.5 mm groot en worden los of in klompjes van 2-4 stuks aan stenen, waterplanten, boomwortels en gezonkend bladeren of beschoeiingen vastgekleefd. Het vrouwtje zet niet alle eitjes af, maar spreidt dit over enkele weken uit. Hierdoor wordt het risico, dat de eitjes door bijvoorbeeld predatie of ongunstig wordende omstandigheden verloren gaan, verdeeld, zodat uiteindelijk een zo groot mogelijk aantal eitjes zich zal ontwikkelen. De riviergrondel produceert slechts rond de 1000-2000 eitjes. Maar er zijn ook excessen waargenomen. Afhankelijk van de temperatuur komen na 10-30 dagen de eitjes uit." 1

"De circa 5 mm lange larven zijn lichtminnend en hangen de eerste dagen, totdat ze kunnen zwemmen, vlak onder de waterspiegel aan stenen en waterplanten. Ze vermijden donkere, beschutte plaatsen waar de omstandigheden voor hun verdere ontwikkeling, door slibafzetting en lagere zuurstofgehalten, minder geschikt zijn. Na 3 dagen beginnen de larven naar voedsel te zoeken. Dit bestaat uit plankton. Uit een aquariumproef met gekweekte larven bleek dat uit een mengsel van phyto- en zoöplankton (waaronder Rotifera en kleine Cladocera), vooral Chydoridae werden gegeten." 1

"Na 6 dagen is de dooierzak verdwenen. De larven zijn dan ruim 6 mm lang. Ze zijn nu lichtschuw geworden en zijn in de schemering het meest actief; overdag houden ze zich schuil tussen waterplanten en onder stenen. Deze lichtschuwheid, die hen enige bescherming tegen predatoren biedt, verdwijnt weer na enige tijd. Bij een lengte van 11-12 mm zijn de vinnen volgroeid en begint het juveniele stadium." 1

Leeftijd en mortaliteit

"De groeisnelheid is afhankelijk van verschillende omstandigheden, zoals de lengte van het groeiseizoen en het voedselaanbod. De riviergrondel is na 2 of 3 jaar geslachtsrijp. De maximale leeftijd is waarschijnlijk 6 tot 8 jaar, maar slechts weinig dieren worden ouder dan 3 jaar." 1

Milieu voorwaarden

"De riviergrondel kan in zeer verschillende watertypen worden aangetroffen,. Deze soort houdt zich bij voorkeur op in het heldere, stromende water van beken, tot in het domein van de beekforel. Hij komt echter ook voor in grotere rivieren en in stilstaand water, zoals meren, reservoirs, grindgaten, sloten en kanalen. Vroeger was deze soort zeer talrijk in het zwak-brakke binnenwater van Noord-Holland en de riviergrondel kan zich handhaven in water met lage saliniteit, gezien zijn voorkomen in zwak-brakke watergebieden van de Baltische Zee en Oostzee. Hoewel gevoelig voor vervuiling, hetgeen zijn voorkomen aanzienlijk beperkt, stelt de riviergrondel geen bijzondere hoge eisen aan de waterkwaliteit; van doorslaggevend belang voor zijn voorkomen is de aanwezigheid van geschikte paaiplaatsen." 1

Dosis-effect relaties

De Dosis-effect relaties voor de Riviergrondel zijn opgesteld met de componenten Juveniel/adult en Ei/larve.

Stroomdiagram

De HGI waarde staat voor de geschiktheid voor de hele levenscyclus van de Riviergrondel:

HGI

Geschiktheid

0.8 - 1

zeer geschikt

0.5 - 0.7

redelijk

0.1 - 0.4

slecht

0.0

ongeschikt


Unknown macro: {flowchart}

graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "HGI Juveniel/adult Riviergrondel|HGI Ei/larve Riviergrondel "
shape = "record"
];

"node3" [
label = "HGI Riviergrondel"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];



Unknown macro: {flowchart}

graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Diepte| Temperatuur | Zuurstofgehalte | Stroomsnelheid | Sliniteit | Bodemstruktuur/reliëf | Percentage aquatische vegetatie/ onstakels"
shape = "record"
];

"node3" [
label = "HGI Juveniel/adult Riviergrondel"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="Formule 1"]
[
id = 2
];


Formule 1 = "Diepte" * min( "Temperatuur", "Zuurstofgehalte", "Stroomsnelheid", "Saliniteit", ( 2 * "Bodemstruktuur/relief" + "Percentage aquatische vegetatie/obstakels") / 3 )


Unknown macro: {flowchart}

graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = "Bodemsubstraat| Doorzicht | Percentage afzetzsubstraat (vegetatie/obstakels) "
shape = "record"
];

"node3" [
label = "HGI Ei/larve Riviergrondel"
shape = "record"
];

"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="Formule 2"]
[
id = 2
];


Formule 2 = "Bodemsubstraat" * min( "Percentage aquatische vegetatie/obstakels", "Doorzicht" )

HGI Beschutting/voedsel

Xyline chart for Diepte showing HGI by gem. waterdiepte (m)

gem. waterdiepte (m)

HGI

0

0

0.25

1

1

1

1.5

0

Referentie: 1
NB. De gemiddelde diepte dient in het groeiseizoen te worden bepaald, omdat dan de riviergrondel actief is. 's Winters bevindt de rivierdonderpad zich in dieper water en vertoond deze weinig activiteit.

Xyline chart for Temperatuur showing HGI by gem. watertemperatuur (graden Celsius)

gem. watertemperatuur(graden Celsius)

HGI

0

0

12

0.3

17

1

22

1

31

0

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om de gemiddelde watertemperatuur in de zomer tijdens het groeiseizoen.

Xyline chart for Zuurstofgehalte showing HGI by gem. zuurstofgehalte (mg/L)

gem. zuurstofgehalte (mg/L)

HGI

1.9

0

6

0.7

10

1

11

1

Referentie: 1
NB. Het gaat hier om het gemiddeld zuurstogehalte gedurende het gehele jaar. Wanneer het activiteitsniveau relatief laag is (in de winter) heeft het zuurstofgehalte een minder sterke invloed.

Xyline chart for Stroomsnelheid showing HGI by stroomsnelheid (cm/s)

stroomsnelheid (cm/s)

HGI

0

0.8

10

1

30

1

40

0.5

55

0

Referentie: 1
NB. Deze variabele dient aan het begin, halverwege en tegen het einde van het groeiseizoen te worden gemeten.

Xyline chart for Saliniteit showing HGI by chloride gehalte (ppm)

chloride gehalte (ppm)

HGI

0

1

100

1

1000

0.7

5000

0

Referentie: 1
NB. Deze variabele dient enkele malen per jaar te worden gemeten.

Xyline chart for Bodemstructuur/relief showing HGI by bodemstructuur/relief (%)

bodemstructuur/relief (%)

HGI

0

0

50

1

100

1

Referentie: 1
NB. Onder bodemstructuur/relief worden geulen, ribbels, kommne, zand- en grindbanken en vergelijkbare structuren beschhouwt. dit dient aan het begin van het groeiseizoen te worden opgenomen.

Xyline chart for Percentage vegetatie/obstakels & Percentage afzet substraat showing HGI by vegetatie/opstakels (%)

vegetatie/opstakels (%)

HGI

0

0

20

1

50

1

100

0

Referentie: 1
NB. Hieronder wordt verstaan beschutting gevormd door waterplanten, op de bodem liggende boomstronken en takken, grote stenen en andere obstakels. Deze worden in de paaitijd ook gebruikt om de eieren op af te zetten. Dit wordt aan het begin van het groeiseizoen bepaald.Teveel obstakels belemert de Riviergrondel in het zoeken naar voedsel op de bodem.

HGI Ei/larve Riviergrondel

Xyline chart for Bodemsubstraat showing HGI by paai geschikte bodem (%)

paai geschikte bodem (%)

HGI

0

0

10

0

100

1

Referentie: 1
NB. Buiten de paaitijd speelt het bodemsubstraat geen rol en zoekt de riviergrondel in vele bodemtypen anar voedsel. Het paaisubstraat dient uit zand of grind te bestaan en vrij te zijn van silt en onregelmatigheden waardoor de eieren mogelijk bedekt kunnenraken. Boven een zachte modder bodm heersen door afbraak van orgnaisch materiaal vaak zuurstofarme omstandigheden. Hier kunnen de eieren zich niet ontwikkelen.

Xyline chart for Doorzicht showing HGI by doorzicht (m)

doorzicht (m)

HGI

1

0

2

0.1

4.5

0.5

6

1

Referentie: 1
NB. Dit dient vanaf het begin van het groeiseizoen (tijdens de paaitijd) tot halverwege de zomermaanden te worden bepaald. De helderheid van het water is vooral tijdens de ontwikkeling van de eieren en gedurende de larvale periode van belang.

Onzekerheid en validatie

Deze dosis-effect relaties zijn niet gevalideerd.

In dit model is een aantal milieuvariabelen niet opgenomen. Eén van de redene hiervoor is dat enkele van deze variaabelen zich moeilijk in een geschiktheidscurve laten weergeven. Dit geldt voor biologische interacties als predatie en voedselconcurrentie. Daarnaast zijn niet alle milieu factoren met invloed op de riviergrondel voldoende onderzocht. Een voorbeeld hiervan is vervuiling. Daarnaast is dit model gebaseerd op expert judgement en literatuur en nog niet getoetst aan een veld situatie. 1

Toepasbaarheid

Deze rekenregels zijn toepasbaar voor stilstaand tot snel stromend water, zoet en brak water binnen het natuurlijke verspreidingsgebied van de Riviergrondel in Europa.

Voorbeeld project

Er is geen voorbeeld project beschikbaar.

Referenties

1 Schouten, W.J. (1993) Habitat Geschiktheid Index Model. De Riviergrondel Gobio gobio L. .Organisatie ter Verbetering van de Binnevisserij. februari 1993

  • No labels