You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 4 Next »

Watervleermuis - Myotis daubentonii

Algemeen

Algemene kenmerken

 

Naam soort(en)groep

Watervleermuis - Myotis daubentonii

Regio

 

Watersysteem

 

Natuurparameter

zoogdieren

HR nr

 

Factsheet opgemaakt door

M.P. Weeber

www.vleermuis.net Foto: R.Janssen

Habitat beschrijving

Algemeen voorkomen

De watervleermuis (Myotis daubentonii) is een boombewonende soort, maar wordt ook op kerkzolders, in grotten, bunkers en holleruimten en spleten in (beton)bruggen aangetroffen #1#2. De verspreiding is echter met name gekoppeld aan het aanbod van oude, holle bomen #1. Grote dichtheden worden vooral daar aangetroffen waar zowel oud bos of oude bomen als beschut water aanwezig is #1. De verspreiding toont een duidelijk relatie met de oudere bossen op de duinen in het westen van Nederland, en de hogere zandgronden en het krijtlandschap in het oosten en het zuiden van Nederland #1. Ook is de soort te vinden in het laagland bij oude bossen en parken zich en in het noordwesten op zolders als er geen bossen in de buurt zijn #1.

De watervleermuis is een grote vleermuis met een spanwijdte van 20 tot 30 cm en een gewicht van 14 tot 20 gram #1. Net als de meervleermuis heeft de watervleermuis opvallend grote voeten die hij gebruikt om insecten van het wateroppervlak te scheppen. De soort is te onderscheiden van andere Myotis soorten door de bruine neus met in verhouding vrij grote neusknobbels. De buikvacht is grijswit met een donkere ondervacht en deze steekt duidelijk af tegen de middel- tot donkerbruingrijze rugvacht #1.

Voedselhabitat en strategie

Het jachtgebied bestaat uit allerlei typen wateren. Vooral beschutte wateren als vijvers in landgoederen en parken, smalle vaarten, en langzaam stromende beken worden gebruikt. Hierbij jaagt de watervleermuis circa 5 tot 30 cm boven het wateroppervlak. Bij de keuze voor de wateren is het belangrijk dat het water eutroof is en er geen drijvende of emerse waterplanten aanwezig zijn, de soort wordt namelijk zelden jagend aangetroffen boven water dat met kroos of waterlelies bedekt is om door riet of boomopslag wordt onderbroken. Wanneer het waait is het echter wel van belang dat het water beschut is #1. Naast boven water jaagt de watervleermuis ook boven land. Dit doet hij voornamelijk relatief laag boven bospaden, in beschutte open plekken van het bos of hoger tussen de boomkronen #1. De watervleermuis jaagt voornamelijk op dansmuggen (Chironomidae), maar ook op langpootmuggen (Tipulidae), vlinders (Lepidoptera) en kevers (Coleoptra)#2. Bij het jagen kan de homerange variëren van enkele tot 10 kilometers, afhankelijk van de ligging van de kolonie ten opzichte van het jachtgebied #1. Op de weg naar het jachtgebied blijft de watervleermuis ver het algemeen in de beschutting van bosranden, houtwallen en andere lijnvormige elementen #2. Het jachtgebied dient daarom bij voorkeur te grenzen aan (potentieel) koloniegebied of verbonden te zijn aan het kolonie gebied doormiddel van lijnvormige elementen #1.

Reproductie, migratie en leefgebied

De watervleermuis overwinterd in koele vochtige ondergrondse ruimten met een min of meer constante temperatuur #2. Hiervoor gebruiken ze voornamelijk ondergrondse objecten, zoals grotten, kalksteengroeven, oude steenfabrieken, bunkers, forten, vestingwerken, ijskelders en (kasteel)kelders #1. Hierbij blijft de watervleermuis in een stabiele winterslaap van september/oktober tot maart/april.

Paren vindt voor zover tijdens de winterslaap en in de najaarszwermen plaats #1. Vanaf april vormen de vrouwtjes kraamgroepen, waarbij in de tweede helft van juni de jongen worden geboren die in de tweede helft van juli uitvliegen #2. Kraamkolonies variëren van enkele tientallen tot meer dan honderd individuen en bestaat uit een verwante groep vrouwelijke watervleermuizen #1.

Dosis-effect relaties

Unknown macro: {flowchart}

graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = " HSI kolonie en verbinding | HSI jachtomgeving "
shape = "record"
];
"node3" [
label = "HSI jachtgebied"
shape = "record"
];
"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];

Unknown macro: {flowchart}

graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = " Afstand lijnvormig element | Kolonieboom binnen 5 km "
shape = "record"
];
"node3" [
label = "HSI Kolonie en verbinding"
shape = "record"
];
"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];

Unknown macro: {flowchart}

graph[
rankdir=LR]
nodesep=0.5
"node0" [
label = " Breedte water | Effectief jachtgebied | Beschutting | Trofiegraad "
shape = "record"
];
"node3" [
label = "HSI jachtomgeving"
shape = "record"
];
"node0":f1-> "node3" [style=italic,label="minimum"]
[
id = 2
];

Dosis-effect relaties

Effectief jachtgebied

De volgende formule wordt gebruit om het effectieve jachtgebied te berekenen.

Effectief jachtgebied = "Grootte wateroppervlak" * (( 1 - "perc. waterplanten" ) / 100 ) * (( 1 - "perc. lichtoppervlak" ) / 100 ))

Xyline chart for Emerse waterplanten showing HGI by bedekking emerse waterplanten (%)

bedekking emerse waterplanten (%)

HGI

0

1

50

0.5

100

0

Referentie: #2
NB. Onder emerse waterplanten worden de waterplanten verstaan die het wateroppervlak doorbreken, bijvoorbeeld
waterlelie, biezen, drijvend fonteinkruid en kroos. Boven de open delen tussen de waterplanten wordt wel gefoerageerd.

Xyline chart for Lichtbron showing HGI by per. wateropperlvak overlap met lichtoppervlak (%)

per. wateropperlvak overlap met lichtoppervlak (%)

HGI

0

1

50

0.5

100

0

Referentie: #2
NB. Rondom een lichtbron (lantarenpaal) wordt een areaal van 10 meter door de watervleermuis gemeden. Op het moment dat dit areaal overlapt met potentieel jachtgebied dan zal de watervleermuis hier niet jagen #2.

Xyline chart for Grootte wateroppervlak showing HGI by grootte wateroppervlak (m2)

grootte wateroppervlak (m2)

HGI

0

0

40

0.1

100

1

200

1

Referentie: #2
NB. De minimale wateroppervlak waarbij de watervleermuis is waargenomen is 40 m2. Grotere wateren (100 m2) vormen meer gebruikelijk habitat. Hier gaat echter ook windwerking een rol spelen. Het oppervlak kan ook opgemaakt worden uit een serie nabij gelegen wateren binnen een straal van enkele tientallen/honderden meters #2.

Overige
Xyline chart for Afstand lijnvormig element showing HGI by afstand lijnelement tot water (km)

afstand lijnelement tot water (km)

HGI

0

1

1

0

2

0

Referentie: #2
NB. De soort vliegt bij voorkeur langs lijnvormige landschapselementen als bomenrijen, houtwallen, heggen en hoge dijken (lijnvormige wateren vallen hier niet onder) waarmee ze hun jachtgebied bereiken. Indien deze elementen niet tot aan het jachtgebied lopen dienen deze wel in de nabijheid van het jachtgebied aanwezig te zijn #2.

Xyline chart for Kolonieboom binnen 5 km showing HGI by aanwezigheid geschikte verblijfplaats (klassen)

aanwezigheid geschikte verblijfplaats (klassen)

HGI

geen koloniebomen of 30 oude bomen

0

wel koloniebomen of 30 oude bomen

1

Referentie: #2
NB. Het gaat hier om oude bomen (> 100 jaar) die binnen een straal van 5 km vanaf de oever van het jachtgebied aanwezig zijn. Dit is de straal waarbinnen de watervleermuizen in de nacht foerageren #2.

Bar chart for Breedte water showing HGI by breedte water (m)

breedte water (m)

HGI

0 - 5

0

5 - 10

1

> 10

1

Referentie: #2

Xyline chart for Beschutting showing HGI by oeverbeschutting (%)

oeverbeschutting (%)

 

HGI

0

0

25

1

100

1

Referentie: #2
NB. Hierbij wordt uitgegaan van oeverstukken die bij elkaar minimaal 4 kilometer lengte hebben. Als beschutting worden bomen , dijken, erfbeplanting meegenomen die binenn een straal van 10 meter van de daadwerkelijke oever aanwezig zijn. Het percentage staat voor het deel van de oeverstukken dat beschut is #2.

Bar chart for Trofiegraad showing HGI by voedselrijkdom (klassen)

voedselrijkdom (klassen)

 

HGI

oligotroof

0.1

mesotroof

1

eutroof

0.7

Referentie: #2
NB. Watervleermuizen zijn met name te vinden boven mesotrofe wateren, hier is het insecten aanbod namelijk het hoogst. Watervleermuizen zijn opportunistische jagers waardoor het insectenaanbod daarom wel eens de meest bepalende factor van voorkomen kan zijn #2.

Onzekerheid en validatie

(warning) Deze rekenregels zijn niet gevalideerd.

De rekenregels zijn opgesteld aan de hand van lieratuuronderzoek #2

Toepasbaarheid

De rekenregels zijn opgesteld om het potentieele jachtgebied van de watervleermuis te bepalen (geldig in de periode maart-september) en zijn toepasbaar op kleinere wateren die stagnant tot langzaamstromend zijn en waarvan het wateroppervlak niet in beroering is. Grote rivieren en grote meren behoren niet tot het optimale biotoop. Daarnaast is het model niet geldig in open (polder)landschappen (kleigebieden) #2.

Voorbeeld project

Geen

Referenties

1 www.vleermuis.net (Watervleermuis) 10 december 2012

2 Hollands., H., J.O. Reinhold (1999). HSI-modellen voor 5 oevergebonden zoogdiersoorten. Voorlopige versie op basis van huidige ecologische kennis. Dienst Weg- en Waterbouwkunde

  • No labels