Deze pagina geeft een overzicht van achtergronddocumenten die zowel binnen als buiten de looptijd van de POV Kabels en Leidingen (2018-2020) tot stand zijn gekomen. De achtergronddocumenten zijn opgesteld door verschillende partijen. De inhoud is gebaseerd op de bij deze partijen beschikbare inzichten tijdens totstandkoming. De  ontsluiting via deze pagina is bedoeld om door te kunnen bouwen op de vastgelegde kennis, voor zover bruikbaar en actueel naar oordeel van de gebruiker.

Hierna volgt een gerubriceerd overzicht van de verschillende onderwerpen waarvoor binnen de POV K&L onderzoek en ontwikkeling heeft plaatsgevonden.



Samenwerking en Kennisdoorwerking

Kabels en leidingen vormen een belangrijk aandachtspunt binnen dijkversterkingen. Een goed samenspel tussen keringbeheerder en netbeheerder vanaf de start, samen met toepassing van actuele kennis, kan er voor zorgen dat verleggingen en aanpassingen worden beperkt tot wat echt nodig is. Hierdoor worden onnodige kosten en vertragingen voorkomen. Een goed samenspel is vervolgens ook nodig om onvermijdelijke verleggingen optimaal in te passen in de totale uitvoeringsplanning voor de dijkversterking. Binnen dit kader gaan onderstaande documenten nader in op de beschikbaarheid en betekenis van de door POV-K&L gegeneerde kennis, evenals op het systematisch betrekken van netbeheerders bij dijkversterkingsprojecten.

Dit rapport geeft een analyse van de doorwerking van gegenereerde POV-K&L kennis richting de programmadirectie van het HWBP en richting het Waterschap Drents-Overijselse Delta. Het rapport bevat ook aanbevelingen om de doorwerking te versterken. Geconstateerd wordt dat de focus tot aan 2020 vaak heeft gelegen op de overdracht van impliciete kennis, vastgelegd in de ervaring en expertise van personen.  Bij de programmadirectie en het waterschap blijkt aanvullend behoefte aan een overzicht van expliciet vastgelegde kennis, met duiding van de praktische betekenis. Aanbevelingen zijn daarom: (1) duidelijk(er) maken welke relevante kennis de POV-K&L heeft opgeleverd, waarbij vaktaal wordt vermeden; (2) de expliciet in rapporten vastgelegde kennis digitaal gaan ontsluiten; (3)  binnen de programmadirectie en de waterschappen afspraken maken over (het bevorderen van) toepassing van relevante POV-K&L kennis. In de loop van 2020 zijn deze aanbevelingen opgevolgd.

Dit stappenplan geeft leden van HWBP projectteams tips en handvatten voor het systematisch betrekken van netbeheerders tijdens de verkenning, planning en uitvoering van versterkingsprojecten.  Daarbij worden in totaal 10 stappen onderscheiden. Bij elke stap wordt een concrete checklist gegeven.

deze notitie beschrijft enkele praktijkervaringen met het creëren en benutten van een vooraf al gereserveerde strook, waarin te verleggen kabels en leidingingen worden opgenomen die parallel aan de waterkering liggen.

Data delen

Voor de beheerders van keringen en van de nabij deze keringen gelegen kabels en leidingen is het voordelig om toegang te hebben tot elkaars data. Zowel data over de actuele situatie als over de in de toekomst geplande wijzigingen. Met hulp van deze data kunnen mogelijke knelpunten vroegtijdig worden gesignaleerd en koppelkansen worden benut. Onder de noemer ‘Slim Data Delen’ is daarom onderzocht hoe bestaande informatie(systemen) het best kunnen worden ingezet om informatie te delen. Op grond daarvan zijn ook aanbevelingen geformuleerd voor nog benodigde verdere ontwikkelingen en afspraken.

Dit rapport doet verslag van een inventarisatie van kansen voor het delen van data tussen beheerders van waterkeringen en van kabels en leidingen. De inventarisatie heeft plaatsgevonden op basis van interviews. De volgende kansen zijn daarmee geïdentificeerd.

  1. Beter benutten van de al beschikbare informatie over de leidingligging in het Kabel- en Leidingen Informatie Centrum (KLIC). Plus het toevoegen van extra informatie over de leidingeigenschappen en aansluitingen.
  2. Wederzijds inzicht geven in meerjaren-plannen voor werkzaamheden op locaties waar kabels en leidingen liggen.
  3. Een landelijk systeem met informatie over waterkeringen, bijvoorbeeld via het nationaal Georegister, de Publieke Dienstverlening op de Kaart (PDOK) en mogelijk ook de Basisregistratie Ondergrond (BRO).
  4. Het borgen van de benodigde datakwaliteit door zorgvuldig databeheer.

Deze notitie doet verslag van een pilot-studie naar de vanuit de verschillende waterkeringbeheerders vrij beschikbare informatie binnen het beheergebied  van Oasis. De informatie over de ligging van primaire en regionale keringen is goed toegankelijk, maar de waterschappen gebruiken wel verschillende coderingen en benamingen. Informatie over de actuele ligging van kruin en teenlijn en over de in de waterkering aanwezige constructies is niet altijd beschikbaar. De beschikbaarheid van in de legger opgenomen informatie over wettelijke beschermingszones is zeer divers, waarbij niet altijd duidelijk is welke informatie actueel is. Aanbeveling  aan de waterschappen is daarom om alleen actuele, betrouwbare en complete gegevens beschikbaar te stellen, met uniforme benamingen en formaten.

Dit rapport doet verslag van een pilot-studie waarbij vanuit verschillende bronnen informatie is verzameld over de verschillende kabels en leidingen binnen het gebied van waterschap Rivierenland. Vervolgens is nagegaan of en hoe deze informatie  kan worden gebruikt door GasUnie en het waterschap, om via GIS-analyses knelpunten  te identificeren in relatie tot de geplande wijzigingen, met name voor dijktraject Wolferen-Sprok. Met betrekking tot de actuele status van leidingen blijken de volgende informatiebronnen daarvoor goed bruikbaar:  open data van Stedin en Liander, KLIC, de Risicokaart en de Signaleringskaart Externe Veiligheid. De laatste twee bronnen zijn alleen toegankelijk voor overheden en netbeheerders. Met betrekking tot waterkeringen kan, anno 2020, in praktijk alleen het waterschap de benodigde actuele GIS informatie leveren. Toekomstige wijzigingen voor zowel leidingen als waterkeringen zijn doorgaans niet in voldoende vroeg stadium beschikbaar als openbare data. Het is wenselijk dat de verschillende partijen deze informatie - onder voorwaarden van vertrouwelijkheid -  vroegtijdig met elkaar gaan delen, in een vorm die GIS-analyses mogelijk maakt.



Veiligheidsraamwerk

Dit rapport geeft een nadere uitwerking van de binnen het WBI veiligheidsraamwerk toe te passen aanpak en systematiek, voor zowel beoordeling als ontwerp. Het gepresenteerde stappenplan werkt van grof naar fijn en sluit daarmee aan op de werkwijze van zowel het huidige ontwerpinstrumentarium (OI) als van het WBI.

  • Stap 1 (Eenvoudig) bestaat uit toepassing van beslisregels op basis van eenvoudige kenmerken van de leiding en de waterkering. Vooralsnog is deze stap alleen in beperkte mate uitgewerkt voor parallele lagedrukleidingen (zie Filters parallelle leidingen).
  • Stap 2 (Gedetailleerd) bestaat uit toepassing van de bestaande semi-probabilistische rekenregels uit het WBI/OI en de NEN 3650 reeks, uitgebreid met nieuwe kennis uit de pilot-toepassingen vanuit de POV K&L.
  • Stap 3 (Geavanceerd) voorziet in het uitvoeren van integrale faalkansanalyses, waarbij de interactie tussen leidingfalen en dijkfalen in rekening wordt gebracht.

Voor stap 3 zijn specifieke gegevens nodig over de faaloorzaken, faalmanieren, faalkansen en verstoringszones van de leiding en de dijkfaalmechanismen. Bij leidinglek/- breuk worden naast de gevolgen van een gapend lek (met een kortstondig groot uitstroomdebiet) ook de gevolgen van een sluipend lek (met een langdurig klein uitstroomdebiet) meegenomen. De interactie wordt bepaald op basis van scenario’s en faalpaden, resulterend in gebeurtenissenbomen, waarin alle scenariokansen worden gecombineerd tot een conditionele en/of additionele faalkans van de leiding, die wordt getoetst aan de faalkanseis. Indien niet aan de eis wordt voldaan kan de berekende faalkans worden gereduceerd door verfijningen in de vorm van geavanceerde rekenmodellen en nadere analyse van de faalkansen. Uit de faalkansanalyses kan ook een zone worden afgeleid, waarbinnen het falen van de leiding impact heeft op een bepaald dijkfaalmechanisme. Dit wordt de impactzone genoemd, die in de plaats kan komen van de huidige veiligheidszone (stabiliteitszone + verstoringszone), zoals die in NEN 3651 wordt gedefinieerd. De stap 3 methodiek is binnen de POV-K&L ingevuld, uitgeprobeerd en waar nodig bijgesteld tijdens toepassing in vijf pilot studies. De uitkomst van al deze studies was dat dankzij stap 3 aan de veiligheidsnorm wordt voldaan, terwijl dat na toepassing van stap 2 nog niet het geval was.

Dit rapport gaat in op de anno 2020 nog benodigde doorontwikkeling van het veiligheidsraamwerk. Bij 'Stap 1' is actualisatie nodig van de bepaling van het beoordelingsprofiel en de verstoringszones, evenals verder uitwerking van de filters voor parallelle en kruisende lagedrukleidingen. Aanbevolen wordt om leidingfalen in 'Stap 3' als direct faalmechanisme te beschouwen. Dit wil zeggen dat de faalkanseis dan ten laste valt van de post 30% “Overige” van de toelaatbare overstromingskans. De verdiscontering van de lengte-effecten en de bepaling van het totaal aantal kruisende en parallelle leidingen in een dijktraject vergt daarbij nog wel nadere uitwerking. Verder doet het rapport diverse gedetailleerde aanbevelingen om de oorzaken, kansen en effecten van leidingfalen preciezer te kunnen bepalen voor verschillende leidingtypes. Ten slotte doet het rapport ook aanbevelingen om de NEN 3650-1 en de NEN 3651 goed aan te laten sluiten op overstromingskansen.

Dit rapport beschrijft de voorbeeldsgewijze toepassing van een geschikte methodiek om zogenaamde 'filters' op te stellen voor de (veelvoorkomende) lagedrukleidingen die parallel aan - of in - de dijk liggen.  Met deze filters kan binnen een eenvoudige toets (stap 1) snel worden beoordeeld of de leidingen wel of niet een verwaarloosbaar risico vormen voor het waterkerend vermogen van de dijk, gegeven de wettelijke eisen voor de overstromingskans. Voor het met hulp van 'Machine Learning' opstellen van de filters zijn de resultaten gebruikt van een groot aantal integrale faalkansanalyses. Daarbij is aangenomen dat  de bijdrage van leidingfalen aan de overstromingskans maximaal 1% van de trajectnorm mag bedragen. De gebruikte leidingfaalkansen zijn gebaseerd op de lekfrequenties uit de databases Ustore (drinkwaterleidingen) en Nestor (gasleidingen). Hierbij is onderscheid gemaakt in diameter en leidingmateriaal en bij de gasleidingen ook in drukklasse. Het rapport illustreert toepassingsgewijs de methodiek. De resulterende beslisbomen zijn echter nog niet geschikt voor praktijktoepassing, omdat daarvoor nog onvoldoende rekening is gehouden met de invloed van variërende eigenschappen van de waterkering. Daarnaast wordt in de toekomst idealiter ook het conservatisme bij de in rekening gebrachte gevolgen van leidingfalen (erosiekraters) nader beschouwd en geoptimaliseerd.

Op grond van wat er is geleerd in de vijf pilot studies, vat dit rapport samen welke optimalisaties er in de leidingsterkteberekening mogelijk zijn ten opzichte van wat standaard wordt voorgeschreven in de NEN 3650 reeks.

  • Met lokaal grondonderzoek en probabilistische zettingsberekeningen kan de partiële factor op de zettingen worden gereduceerd ten opzichte van de standaard NEN 3650 waarde. Bovendien kunnen de zettingsverschillen worden gereduceerd door optimalisatie van het versterkingsontwerp ter plaatse van de leidingkruising.
  • Optimalisatie van de materiaalparameters van de leiding en de lassen is mogelijk, door gebruik van de in materiaalcertificaten vastgelegde gegevens en/of van gegevens die volgen uit niet-destructief onderzoek.
  • Optimalisatie van de wanddikte van de leiding is mogelijk door rekening te houden met de werkelijke kerftaaiheid, de plastische capaciteit en de invloed van verstijvingsringen. En door de afleiding van de in totaal toe te passen veiligheidsfactor tegen het licht te houden.

Deze notitie beschrijft de volgende drie mogelijkheden voor het optimaliseren van semi-probabilistische leidingsterkteberekeningen: (1) reduceer de onzekerheid in de gegevens die die grootste invloed op het resultaat blijken te hebben; (2) gebruik lokaal onderzoek om de partiele factor op de zettingen te reduceren; (3) gebruik in de berekeningen ook de plastische materiaalcapaciteit.

Een Unity Check is de verhouding tussen de rekenwaarde en de maximaal toelaatbare waarde van spanningen, krachten en momenten in constructies. Deze waarde wordt gebruikt bij semi-probabilistische beoordelingen van constructieve sterkte. De notitie beschrijft hoe resultaten uit deze semi-probabilisische beoordeling kunnen worden gebruikt om de kans te schatten dat de leidingsterkte wordt overschreden. 


Projectgebonden faalkansanalyses (Pilot-studies)

Onderstaande rapporten doen  verslag van verschillende (locatie-specifieke) pilot-toepassingen van integrale faalkansanalyses, zowel voor parallele waterleidingen als voor kruisende gas- en waterleidingen. Uit de resultaten blijkt dat het met deze faalkansanalyses mogelijk is om kostbare en tijdrovende compenserende maatregelen of leiding-verleggingen te voorkomen. Tijdens de toepassingen is de aanpak en systematiek voor het bepalen van leidingfaalkansen en van de invloed van leidingfalen op dijkfalen stapsgewijs verfijnd en waar nodig ook bijgesteld.  De rapportages laten samen dus zien welke weg is gevolgd om te komen tot de aanpak en systematiek die eind 2020 uiteindelijk is vastgelegd in het POV-K&L rapport Veiligheidsraamwerk Kabels en Leidingen.

Dit rapport doet verslag van een eerste pilot voor een integrale faalkansanalyse, voor de casus 'Zeeburgereiland'. Binnen het ontwerp voor deze multi-functionele kering is onder de binnenkruin over een lengte van 70 meter rekening gehouden met een nieuwe parallel gelegen lagedruk-waterleiding. Deze nieuwe leiding dient ter vervanging van een bestaande leiding ter plaatse van de dijk-as. Er wordt onderbouwd dat piping in dit geval geen rol speelt en dat beschadiging van de buitenbekleding door leidingfalen ten opzichte van 'Erosie kruin en binnentalud' niet tot een extra dijkfaalkans zal leiden. Voor elk beschouwd dijkfaalmechanisme (erosie kruin en binnentalud, macro-instabiliteit binnenwaarts en buitenwaarts) is gecontroleerd of de reguliere faalkansruimte voor dat mechanisme niet wordt overschreden indien daarbij ook de invloed van leidingfalen op de dijkfaalkans wordt meegenomen. De faalkans van de waterleiding is conservatief geschat (op basis van de NPR 3695) en vervolgens verdeeld over een sluipend lek (75 %) en een gapend lek (25 %). Voor de onzekere afmetingen van de erosie-krater is een grenswaarde vastgesteld waarboven een nog niet herstelde erosiekrater door een gapend lek bij hoogwater direct leidt tot overstroming. Onder deze waarde resulteert een verhoogde kans op het optreden van de beschouwde dijkfaalmechanismen. Uit de doorgerekende gebeurtenissenbomen volgt dat de  berekende faalkansen kleiner zijn de veiligheidseisen per dijkfaalmechanisme. Daarbij is ook rekening gehouden met een conservatief ingeschatte kans op hoogwater tijdens de herstelperiode. Het rapport sluit af met een aantal aanbevelingen voor verfijning van de methodiek.

Dit addendum is een toevoeging op de in 2018 gerapporteerde integrale faalkansanalyse voor Zeeburgereiland. In dit addendum wordt ook het westelijk deel van het tracé beschouwd, waardoor in tweede instantie een grotere lengte met parallelle leidingligging is beschouwd.  De integrale faalkansanalyses  inclusief het aansluitende tracé, leiden onveranderd tot het eindoordeel dat de dijkfaalkans inclusief de parallelle waterleiding kleiner is dan de maximaal toelaatbare waarde. Daarbij geldt als voorwaarde dat de leiding wordt ontworpen, aangelegd en beheerd volgens de eisen van de NEN 3650 serie. In het addendum wordt bovendien gewezen op het inmiddels gegroeide inzicht dat het lengte-effect voor het geval van erosie kruin en binnentalud in principe niet conservatief wordt meegenomen bij een controle op de invloed van leidingfalen binnen de reguliere faalkansruimte voor dat mechanisme. In het addendum wordt echter aangeduid dat andere conservatieve gemaakte keuzes daar weer tegenop wegen.

Dit  (inmiddels niet meer actuele) rapport doet verslag van een tweede pilot voor een integrale faalkansanalyse. Deze analyse betreft twee identieke naast elkaar gelegen kruisende waterleidingen binnen het dijkversterkingstraject Gorinchem-Waardenburg, ter plaatse van Vuren. Ten opzichte van de eerste analyse voor Zeeburgereiland is de methodiek uitgebreid, door onderscheid te maken naar de zone waar een lek zich bevindt. In de zogenaamde 'centrale zone' leidt een nog niet herstelde erosiekrater door een gapend lek bij hoogwater direct tot overstroming.  Buiten de centrale zone leidt  een nog niet herstelde erosiekrater bij hoogwater tot een verhoogde kans op het optreden van verschillende dijkfaalmechanismen (erosie kruin en binnentalud, macro-instabiliteit binnenwaarts, piping). Voor de maximale afmeting van de erosiekrater zijn conservatieve rekenwaarden bepaald. Bij een sluipend lek tussen binnen- en buitenteen geldt vanwege volledige verzadiging een verhoogde kans op binnenwaartse instabiliteit. Ten opzichte van de analyses voor Zeeburgereiland is de leidingfaalkans meer nauwkeurig per zone bepaald, op basis van casuïstiek voor waterleidingen. Dat is toegestaan, zolang de leiding voldoet aan de eisen uit de NEN 3650 serie. Om dat laatste aan te tonen zijn in het rapport daarom ook de leidingsterkteberekening en de achterliggende berekening van de grondverplaatsing opgenomen.  Voor elk mechanisme is vastgesteld dat de reguliere faalkansruimte voor dat mechanisme niet wordt overschreden indien daarbij ook de invloed van leidingfalen op de dijkfaalkans wordt meegenomen. 

Noot: aansluitend op deze pilot-studie is anno 2021 binnen het versterkingsproject nog een definitieve faalkansanalyse uitgevoerd. Daarin is gebruik gemaakt van de meest actuele ontwerpuitgangspunten en zijn ook de laatste inzichten toegepast omtrent de methodiek en faalkansruimte.

Dit rapport doet verslag van een derde pilot voor een integrale faalkansanalyse voor de casus 'Nieuwendam'. Het beschouwde deel van de waterkering is onderdeel van de N247 tussen Katwoude en Monnickendam en moet worden verbreed.  Ter plaatse van de binnenkruin ligt een bestaande asbest-cement waterleiding parallel aan de dijk-as. Leidingfalen is beschouwd als 'direct mechanisme'. De leidingfaalkans ter plaatse is voor dit specifieke waterleidingtype bepaald op basis van casuïstiek. Uit de in het rapport opgenomen leidingsterkteberekening (met achterliggende zetttingsberekening) volgt dat dit geoorloofd is. De bijdrage aan de extra dijkfaalkans door  leidingfalen is bepaald voor de in dit geval relevante mechanismen (erosie kruin en binnentalud, macro-instabiliteit binnenwaarts en buitenwaarts). Daarnaast is  voor deze mechanismen ook een extra dijkfaalkansbijdrage bepaald vanwege een gapend lek dat wordt veroorzaakt door een hoogwatergedreven ondiepe binnenwaartse afschuiving. De totale extra dijkfaalkans door de aanwezigheid van de leiding blijkt lager dan de gestelde eis, waarvoor 0,1 % van de maximaal toelaatbare overstromingskans voor het traject is aangenomen.

4. Definitieve faalkansanalyses Wolferen-Sprok (2021)


Op basis van twee voorafgaande POV K&L pilots (zie hierna)  zijn in de loop van 2021 in opdracht van Waterschap Rivierenland definitieve analyses uitgevoerd voor twee groepen van leidingkruisingen binnen het dijkversterkingsproject 'Wolferen Sprok'. Daarbij zijn alle kruisende gasleidingen en de kruisende waterleiding binnen de dijkvakken 232/233  en de dijkvakken 217/218 beschouwd. Ten opzichte van de eerdere pilots is in de definitieve analyses aanvullend ook gekeken naar de invloed van aan hoogwater gerelateerde vervormingen op leidingfalen en daarop volgend dijkfalen en naar de onderlinge beïnvloeding van nabijgelegen leidingen.  De rapportages van de definitieve analyses zijn hiernaast te vinden, met toestemming van de opdrachtgever. De hierna voor de volledigheid ook nog opgenomen POV K&L rapportages uit 2020 zijn inmiddels dus niet meer actueel.

  • Het methodiekrapport geeft allereerst een samenvatting van de voor alle leidingen uiteindelijk gehanteerde werkwijze en uitgangspunten. Daarbij wordt ook ingegaan op de voor de verschillende typen leidingen te hanteren leidingfaalkansen en op de door leidingfalen veroorzaakte beïnvloeding van de omringende grond. Daarna volgt een situatie-specifieke analyse van de invloed van aan hoogwater gerelateerde vervormingen op leidingfalen en daarop volgend dijkfalen. Tot de beschouwde typen vervorming behoren erosie van het binnen- en buitentalud, buitenwaartse instabiliteit en opbarsten van de deklaag.  Ten slotte wordt ingegaan  op de onderlinge beïnvloeding van nabijgelegen leidingen (domino-effecten).  De situatie-specifieke conclusies zijn als volgt.
    1. Mogelijk leidingfalen door hoogwatergedreven vervormingen beïnvloedt de dijkfaalkans niet significant.
    2. De extra dijkfaalkans door domino-effecten blijkt al klein bij de zeer conservatieve aanname dat een breuk van de eerste leiding binnen een bepaalde invloedszone ook altijd leidt tot breuk van de nabijgelegen leiding. Dit komt omdat het domino-effect binnen de gehanteerde 2D schematisering alleen invloed heeft wanneer de gecombineerde krater dieper is of dichter bij de kruin van de dijk ligt dan bij falen van alleen de eerste leiding.
  • Voor de gasleidingen A505 en A507 en de Vitens waterleiding die kruisen binnen de dijkvakken 232/233 is getoetst of de extra dijkfaalkans door de aanwezigheid van de leidingen voldoet aan de gestelde eis voor de waterveiligheid. Leidingfalen is daarbij beschouwd als 'direct mechanisme'. Om leidingfaalkansen op basis van casuïstiek te mogen toepassen is bovendien gecontroleerd of de leidingen in het zichtjaar nog voldoen aan de eisen vanuit de NEN 3650 reeks met betrekking tot de spanningen en vervormingen in de leiding. De conclusies zijn als volgt.

    1. Zowel de waterleiding als beide gasleidingen voldoen in het zichtjaar nog aan de eisen van de NEN3650 reeks.
    2. De kruisingen van beide gasleidingen met de dijk voldoen in het zichtjaar ook aan de gestelde eis voor waterveiligheid.
    3. De kruising van de Vitens waterleiding met de dijk voldoet in het zichtjaar ook aan de gestelde eis voor waterveiligheid, op voorwaarde dat er lekdetectie zal gaan plaatsvinden. Lekdetectie kan continue of discontinue monitoring zijn of periodieke inspectie/beproeving.

Dit (inmiddels niet meer actuele) rapport doet verslag van een pilot voor de integrale faalkansanalyse voor een bestaande 36 inch gasleiding (A505) binnen het versterkingsproject 'Wolferen-Sprok'. Deze kruist de waaldijk nabij Ewijk. Op grond van gegroeide inzichten is leidingfalen beschouwd als 'direct mechanisme'. De leidingfaalkans is in elke relevante zone bepaald op basis van casuïstiek voor gasleidingen.  In het rapport zijn ook de leidingsterkteberekening en de berekening van de grondverplaatsing ter plaatse van de leiding opgenomen. Uit de leidingsterkteberekeing blijkt dat aan de NEN 3650 eisen wordt voldaan, hetgeen een voorwaarde is om casuïstiek te mogen toepassen. In de faalkansanalyse is een maatgevende rekenwaarde gebruikt voor de afmeting van de erosiekrater, die is bepaald voor het geval van een 'guilotine-breuk'. Daarnaast is in de faalkansanalyse ook rekening gehouden met instabiele langsscheuren, die bij dit leidingtype kunnen optreden over een onzeker aantal buislengtes. De dijkfaalkansbijdrage door een lek in de centrale zone is gecombineerd met de extra dijkfaalkans door een lek in de overige zones. Bijdragen aan deze extra dijkfaalkans zijn afkomstig van verschillende dijkfaalmechanismen (erosie kruin en binnentalud, erosie buitentalud, macro-instabiliteit binnenwaarts, macro-instabiliteit buitenwaarts, piping). Er is gecontroleerd of de totale extra dijkfaalkans vanwege de aanwezigheid van deze leiding blijft binnen de eis, waarvoor 0,1 % van de maximaal toelaatbare overstromingskans voor het traject is aangenomen. Dit blijkt het geval. De bijdrage door een lek in centrale zone is daarbij dominant.

Noot: aansluitend op deze pilot is anno 2021 binnen het versterkingsproject een definitieve faalkansanalyse uitgevoerd. Daarin is gebruik gemaakt van de meest actuele ontwerpuitgangspunten en zijn ook nog extra aspecten beschouwd. Tot de extra aspecten behoren de invloed van hoogwatergedreven vervormingen op dijkfalen door leidingfalen en de onderlinge beïnvloeding van nabijgelegen leidingen. Zie hiervoor.

Dit   (inmiddels niet meer actuele) rapport doet verslag van een pilot voor de integrale faalkansanalyse voor een kruisende waterleiding binnen het versterkingsproject 'Wolferen-Sprok'. Deze leiding kruist de waaldijk nabij de kruisende A505 gasleiding. Op grond van gegroeide inzichten is leidingfalen beschouwd als 'direct mechanisme'.  Ten opzichte van de eerder geanalyseerde kruisende waterleiding ter plaatse van Vuren (GOWA) is verder gebruik gemaakt van specifiek bepaalde rekenwaarden voor de afmetingen van de erosiekrater en van op basis van casuïstiek bepaalde leidingfaalkansen in de verschillende zones voor het specifieke leidingtype. De dijkfaalkans door een gapend lek in de centrale zone wordt gecombineerd met de extra dijkfaalkans door een gapend lek in de overige zones en door een sluipend lek door tussen de binnen- en buitenteen. Verschillende dijkfaalmechanismen dragen aan deze extra dijkfaalkans bij (erosie kruin en binnentalud, erosie buitentalud, macro-instabiliteit binnenwaarts, macro-instabiliteit buitenwaarts, piping). In het rapport zijn ook de leidingsterkteberekening en de berekening van de grondverplaatsing ter plaatse van de leiding opgenomen. Er is gecontroleerd of de totale extra dijkfaalkans vanwege de aanwezigheid van deze leiding blijft binnen de eis, waarvoor 0,1 % van de maximaal toelaatbare overstromingskans voor het traject is aangenomen. Dit blijkt het geval. De bijdrage door een lek in centrale zone is daarbij dominant.

Noot: aansluitend op deze pilot is anno 2021 binnen het versterkingsproject een definitieve faalkansanalyse uitgevoerd. Daarin is gebruik gemaakt van de meest actuele ontwerpuitgangspunten en zijn ook nog extra aspecten beschouwd. Tot de extra aspecten behoren de invloed van aan hoogwater gerelateerde vervormingen op dijkfalen door leidingfalen en de onderlinge beïnvloeding van nabijgelegen leidingen. Zie hiervoor.


Projectgebonden adviezen

Onderstaand wordt een aantal projectgebonden adviezen ontsloten. Deze adviezen zijn opgesteld door het POV-K&L projectteam en/of door een omringende expertgroep, als reactie op vragen vanuit specifieke waterkeringbeheerders.

In relatie tot het versterkingsproject Noordelijke Randmeerdijk, gaat deze notitie  in op door Waterschap Vallei en Veluwe gestelde vragen over de verantwoordelijkheden van leidingbeheerder en dijkbeheerder, bij benodigde aanpassingen of verleggingen van leidingen. Dit afhankelijk van het initieel al dan niet voldoen van de leidingen aan de NEN3650.

Deze notitie doet verslag van een ontmoeting tussen vertegenwoordigers van het Waterschap Limburg en een aantal K&L experts. Deze experts zijn afkomstig uit de wereld van leidingbeheerders, waterkeringbeheerders en ingenieursbureaus. In het verslag zijn vragen, antwoorden en adviezen opgenomen met betrekking tot de volgende vier casussen: 'Arcen', 'Venlo-Velden', 'Belfeld' en 'Wessem'.

In relatie tot het versterkingsproject Noordelijke Randmeerdijk en het dijktraject ''Venlo-Velden' gaat deze notitie nader in op de te hanteren uitleg van de NKL 1999 (Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwerken) voor gevallen waarin een te verleggen leiding al in de waterkering lag voordat deze waterkering in 1996 als primaire kering werd aangewezen. 

Deze notitie gaat in op door Waterschap Limburg gestelde vragen over de toe te passen methodiek voor een faalkansanalyse, over het minimaal benodigde restprofiel na het optreden van een erosiekrater en over het restprofiel dat in rekening moet worden gebracht bij de beoordeling.

In relatie tot het versterkingsproject 'Sterke Lekdijk' gaat deze notitie kort in op een vraag vanuit Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden over het beoordelen van de afsluiterputten in een kruisende effluentleiding, ter hoogte van Salmsteke.  

Naar aanleiding van vragen van Waterschap Brabantse Delta gaat deze notitie onder andere in op de toepasbaarheid van de POVM Publicatie langsconstructies (PPL) en van de RWS 'Werkwijzer Ontwerpen Waterkerende Kunstwerken' voor het ontwerpen van een damwand die volgens de NEN 3651 als voorziening nodig is ter plaatse van enkele bij Waalwijk kruisende persleidingen.

  • No labels