1. Inleiding
In de Rijn-Maasmonding (RMM) wordt jaarlijks grote hoeveelheden sediment gebaggerd om de vaarwegen en havens op diepte te houden. Een groot deel van het schone sediment wordt gedeponeerd op loswallen op zee. Het transporteren en re-alloceren van baggerspecie leidt tot milieu- en natuurbelasting, CO2 uitstoot en hoge kosten voor het reguliere baggeronderhoud. Daarnaast is elders in de RMM behoefte aan sediment voor erosiebestrijding, natuurontwikkeling en -herstel, waterveiligheid en het tegengaan van bodemdaling. Tot slot is op de lange termijn sediment nodig om mee te kunnen groeien met toenemende zeespiegelstijging.
De uitdaging is om een deel van het gebaggerd sediment zolang mogelijk in het rivier-kust systeem te houden en nuttig toe te passen voor ecologische en morfologische doelen. Door het gebaggerd sediment dichter bij de winlocatie toe te passen kunnen de onderhoudskosten en de transportkosten dalen en de milieubelasting verminderen en meerwaarde ontstaan voor natuur, biodiversiteit, waterveiligheid en leefbaarheid.
Om de stap te zetten naar een duurzamer sedimentbeheer in de RMM hebben het havenbedrijf Rotterdam, Rijkswaterstaat (WNZ en WVL), het Wereld Natuur Fonds vertegenwoordigd via ARK rewilding, Natuurmonumenten, het Waterschap Hollandse Delta, Wageningen Marine Research, Deltares en het baggerbedrijf DEME Environmental NL (voeger de Vries & van de Wiel) het initiatief genomen voor een Proeftuin Duurzaam Sedimentbeheer.
Het doel van de proeftuin is het ontwikkelen van een strategie voor duurzaam sedimentmanagement in de Rijn-Maasmonding. Dit doen we door nieuwe opschaalbare inrichtingsconcepten voor het vasthouden en toepassen van sediment met zoveel mogelijk toegevoegde waarde te ontwikkelen die passen bij het economisch belang en de stedelijke context van het gebied. Door deze concepten in verschillende proeflocaties in samenwerking met reeds geplande onderhouds- en ontwikkelprojecten te testen en te monitoren kan de strategie worden getoetst, aangepast en verrijkt.
Looptijd: -
Duurzame inzet van gebaggerd sediment kan vele doelen dienen. In deze studie richten we ons voornamelijk voor toepassing van sediment in het natte deel van de rivier (dus niet hergebuik op land) zoals voor ontwikkeling van getijdenatuur of voor erosiebestrijding.
Voor actuele informatie verwijzen we naar de website van het project:
Website Proeftuin Sediment Rijnmond
Overzichtspresentatie 25-3-2023 (CDA delegatie en Staatssecretaris Vivianne Heijnen, te Rotterdam):
2. Proeftuinen
2.1 Proeftuin Groene Poort
Project Groene Poort is een initiatief van Rijkswaterstaat, Gemeente Rotterdam, Havenbedrijf Rotterdam, en WNF. Het betreft de aanleg van intergetijdegebieden in kribvakken aan de zuidoever van de Nieuwe Waterweg aan de Landtong bij Rozenburg (tussen Rozenburg en de Maeslantkering). De herinrichhting is draagt bij aan de doelstellingen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Inmiddels is 1 km langsdam aangelegd. Het meest Westelijke kribvak (Vak 9) dat aan de rivierzijde met een langsdam is afgesloten is Vak 9, en ligt ongeveer halverwege tussen Rozenburg en de Maeslantkering aan de Landtong (zuidoever van het Scheur). Bij aanleg van dit vak rond 2016 is in een deel van het kribvak grof zand en grind gesuppleerd uit de reconstructie van de Breeddiep.
Voor verdere aanleg van langsdammen zal gebruik worden gemaakt van reststroom in de vorm van bijvoorbeeld rioleringsbuizen. Vervolgens wordt het gebied er achter verondiept zodat het droogvalt bij laagwater. Omdat hiervoor sediment wordt gebruikt dat afkomstig is uit de rivier en havens, en het een opschaalbare pilot betreft, past dit pilot-project volledig bij de doelstellingen en criteria voor de Proeftuin Sediment Rijnmond. Verdere uitwerking en opschaling voor de kribvakken staat gepland voor 2023 (crica 3.5 km langsdam met 300,000 m3 sediment).
Vak 9 is geselecteerd als proeftuinlocatie voor PSR. In het oostelijk deel van het kribvak is ruimte voor circa 10,000 m3 zand, afkomstig van onderhoudsbaggerwerk in de nabijgelegen bocht bij Maassluis. In het kader van PSR zijn nulmetingen van de hydrodynamische en morfologische metingen uitgevoerd in samenwerking met de TU-Delft. Hiervoor zijn tijdelijk meetinstrumenten geplaatst en is door afstudeerder Tors Kouwenhoven een analyse gemaakt van de data. Daarbij is duidelijk geworden dat, ondanks de afsluiting door de langsdam, de primaire golven van passerende zeeschepen leiden tot forse dynamiek in het kribvak bij relatief lage waterstanden (eb).
Wat hebben we gedaan:
- Ontwerpend onderzoek met de partners binnen de Proeftuin
- Vaststelling pilotplan, ontwerp en monitoringsplan
- 0-metingen in vak 9: waterstanden, scheepsgolven, stroomsnelheden, macrofauna in zand en substraat, korrelverdeling
- Analyse metingen. Afstudeerwerk Tors Kouwenhoven (afgerond Maart 2023)
- Voorbereidend werk ter uitvoering
- Suppletie in december 2022 (zie hieronder)
- Monitoring bodemligging, korrelverdeling, macrofauna
- Modellering scheepsgolven en opschaling, afstudeerwerk Sander Broeders
- Communicatie-ervaringen en resultaten
In December 2022 is door baggerschip 'Hein' het gebaggerde sediment gesuppleerd in het kribvak door het over de langsdam te rainbowen. Door PSR worden aanvullende monitoringsactiviteiten uitgevoerd om zowel de morfologische (en hydraulische) als de ecologische ontwikkeling van de suppletie te volgen. Het uitvoeren van deze kleinschalige pilot biedt inzicht in technische haalbaarheid zonder grote risico’s. De kennis uit deze pilot wordt gebruikt om de inirchting en suppleties in de volgende kribvakken te verbeteren. Opschaling van het project is gestart, waarbij in het kader van KRW (Rader Richtlijn Water) de 5 naastgelegen kribvakken ook zullen worden ingericht met langsdammen en suppleties (oplevering verwacht uiterlijk 2027). Bij het ontwerp van de inrichtingsmaatregel door ingenieursbureau WSP en RWS-WNZ is gebruik gemaakt van de kennis uit de proeftuin.
Informatiebord:
Impressies van monitoringsactiviteiten:
Foto: Monitoren stroomsnelheden, waterstanden en golven met vaste meetinstrumenten in de periode rond
Foto: Monitoring stroomsnelheden met ADCP aan jetski op
Foto: Sedimentbemonstering (direct na suppletie, en meerdere keren herhaald)
Foto: Ecologische bemonstering van benthos op
Foto: Ecologische bemonstering vis op
Foto: Bodemligging op
Resultaat: producten:
- Mini documentaires (videos):
Mini docu Groene Poort Proeftuin Youtube
Video scheepsgolven Vak 9 Proeftuin
Video monitoring Proeftuin Groene Poort
- Onderzoeksrapportages:
Rapport Tors Kouwenhoven - TU Delft 2023
Rapport Sander Broeders - TU Delft 2023
Resultaat: wat hebben we geleerd:
- De afstemming naar een definitief ontwerp van een pilot, is een zeer waardevol proces in het ontsluiten van kennis en inzichten en deze te verbinden tot een zo optimaal pilotplan en ontwerp. Een kwestie van samenwerken dus!
- Het opzetten van een pilot vraagt inspanning van diverse organisaties. Met name de vergunningen en de contractuele afhandeling met de aannemers zijn zaken die zowel Rijkswaterstaat als het Havenbedrijf moeten organiseren. Daar kan vele maanden tot meer dan een jaar overheen gaan.
- Wees actief betrokken bij de uitvoering van een suppletie zodat bijsturing mogelijk is. Laat de ontwerpers en ecologen bijvoorbeeld meepraten in het overleg met de aannemer.
- De langsdammen met openingen aan de zijkanten en in het midden, en kribben met variabele hoogte, biedt voldoende bescherming tegen stromingen om te zorgen dat het gesuppleerde zand niet snel uit het vak verdwijnt.
- Plaats sediment bij voorbaat op een gecontroleerde manier en gebruik zo nodig achteraf graafmaterieel om het profiel en eventuele geulen vorm te geven. Zorg daarbij voor flauwe gradiënten in het bodemprofiel zodat er voldoende areaal ontstaat voor verschillende natuurtypen. Afwisselende diepe delen zijn relevant voor visdiversiteit, en moeten verbonden zijn met de inlaten van de langsdammen en kribben.
- Naar schatting is 60% van het gebaggerde sediment volume, ook daadwerkelijk in het kribvak terecht gekomen (orde 6000 m3). Een suppletie door over de dam te ‘rainbowen’ zorgt tijdens de suppletie voor een sterke stroming in het kribvak waarbij het zand over een groot oppervlak werd verspreid.. Dit resulteerde in een vlakke zandplaat (of “wad”) die slechts bij springtij droog valt. Deze heeft niet de beoogde gradiënt in bodemligging opgeleverd die voor ecologische variaties gewenst zou zijn. Enigszins diepe delen in de oorspronkelijke morfologie zijn daardoor sterk verondiept.
- Onder invloed van stroming is de gesuppleerde zandplaat langzaam aan het migreren in westwaartse richting (richting zee). De sedimentbeweging treedt vooral op door getijstroming (o.a. zichtbaar door oriëntatie van de ribbels op het zand). In de diepere delen is ook sprake van enige natuurlijke slibafzetting, met name in de nabijheid van de kribben en bij de langsdam. Dit biedt ruimtelijke variaties in het substraat.
- Windgolven spelen geen belangrijke rol, maar wel de versterkte vloed die optreedt door stormopzet op zee. Door de verschillende openingen in de kribben en langsdam, en de variabele bodemligging, is sprake van variabele stroombeelden bij verschillende waterstanden. Scheepsgolven spelen wel een grote rol.
- De stromingen opgewekt door passerende schepen zorgen voor opwoeling en verplaatsing van het gesuppleerde zand. Het gaat daarbij vooral om snelvarende grote zeeschepen tijdens condities met geringe waterdiepte in het vak.
- Het riviertraject is de overgang van zout naar zoetwater, en het zoutgehalte op de projectlocatie varieert gedurende het getij waarbij het relatief hoge zoutgehalte langs de diepe rivierbodem (de zouttong) landwaarts heen en weer beweegt. Menging van het zout zorgt dat het water in Vak 9 overwegend brak is.
- De bemonstering van bodemdieren (op t=0 voor aanleg) en een jaar later (t=1) heeft slechts beperkt leven aangetroffen in de bodem en op hardere structuren. Mogelijke oorzaak is een relatief hoge dynamiek van de toplaag verstoort door relatief hoge eb- en vloedsnelheden en door de scheepsgolven.
- Het Scheur is een van de gebieden van Nederland met de hoogste en ook meest dynamische visbiodiversiteit. Dat heeft er alles mee te maken dat de overgangszone van rivier naar zee aan veel visgildes ruimte biedt, maar dat die ruimte tegelijk ook meebeweegt met de wisselende zoutgehaltes en de levenscyclus van de soorten.
- Door de bijzondere ecologische waarden in deze pilot zone heel expliciet te maken, op soort niveau, onderstaat er veel meer begrip voor het belang van de unieke ecologie (boven- en onderwater) en steun voor het verzilveren van de potentie.
- Langjarige reeks gegevens van Sovon grote concentraties van vogels op de reeds ingerichte kribvakken (incl. vak 9). Veel belangrijke (trek-) vogels tonen een geleidelijke toename in de afgelopen 10 jaar (o.a. wulp, mantelmeeuw, zilvermeeuw, aalscholver, etc.). De combinatie van (hoge) langsdammen en rustig ondiep water zorgt voor een veilige en prettige omgeving voor vogels.
- Na al het voorbereidend werk en de suppletie, is de monitoring heel essentieel. Hoe pakt de pilot in de praktijk uit? Zoals: Hoe verplaatst het sediment zich in de loop van de tijd? Welke verandering in golfbewegingen en luwten zijn waar te nemen? Wat voor leven ontstaat er in de bodem en welke vogels worden aangetrokken? Het verdient aanbeveling vooraf meer samenhangend en structureler te werk te gaan. Gelijktijdig valt er in de daadwerkelijke monitoring veel voor te zeggen om pragmatisch te handelen en te doen wat echt nuttig lijkt te zijn.
- De natuur is niet zo maakbaar als het suppleren van sediment (of aanleggen van langsdammen). Geeft de natuur de tijd, heb geduld.
- Het betrekken van passanten en bewoners door inzet van een informatiebord en via social media zorgt voor betrokkenheid en extra ogen in het veld. Bijvoorbeeld, we hebben verbodsbordjes geplaatst toen uit berichten van bewoners bleek dat sportvissers het gebied gingen betreden (en verstoren). Het informatiebord met uitleg langs het drukke fietspad wordt door veel passanten bekeken.
2.2 Proeftuin Oude Maas
In de Oude Maas ter hoogte van Zwijndrecht is sprake van enkele zeer diepe erosiekuilen. In het kader van een pilot voor sedimentbeheer door Rijkswaterstaat WNZ is in twee kuilen op deze lokatie een hoeveelheid van circa 50,000 m3 zand gestort dat is gewonnen op de Merwedes als onderdeel van het baggeronderhoudscontract van de Vries & van de Wiel (DEME Groep). In de diepe kuil ligt het zand niet in de weg voor scheepvaart, maar door geleidelijke erosie zal het wel bijdragen aan het reduceren van erosie van de Oude Maas rivierbedding (aanvulling van het tekort van sediment op het stroomafwaartse traject). De suppleties werken dan als een 'zandbrommer' (in analogie met de zandmotor bij Kijkduin voor kustbescherming). Deze pilot is geselecteerd als tweede proeftuin voor PSR, waarbij samen met Rijkswaterstaat WNZ, de Vries & van de Wiel, en waterschap Hollandse Delta en Deltares, kennis zal worden ontwikkeld om deze toepassing op te schalen voor de eroderende riviertakken in de Rijnmaasmonding.
De doelen van kennisontwikkeling in deze pilot zijn:
Leren systeemgedrag;
• Ontwikkeling van duurzame suppletiemethodieken
• Ontwikkelen van een strategie voor duurzaam sedimentmanagement;
• Onderzoek naar (te verwachten) neveneffecten (bv. elders aanzanding);
• Uitwerking van een opschaalbare methodiek
Wat hebben we gedaan:
- In 2022 is totaal 50.000 m3zand in de erosiekuilen aangebracht en in april 2023 11.000 m3. Het zand is gebaggerd uit de Boven-, Beneden-, en Nieuwe-Merwede, en gelost in de erosiekuil “Put 19” met behulp van baggerschip “Zeeland”., welke gesitueerd is in de oude Maas, direct naast het industrieterrein Grote Lindt in Zwijndrecht. Het zand is afkomstig uit het onderhoudsbaggerwerk.
- Om het effect van de korrelgrootte op de erosiesnelheid te onderzoeken is een suppletievak voor fijner materiaal aangeduid en een vak voor grover materiaal. Het relatief grovere zand van de Boven- en Beneden-Merwede is gesuppleerd in de bovenstroomse kuil en het relatief fijnere zand in de benedenstroomse kuil.
- Bij elke zandvracht is een monster genomen om de korrelgrootteverdeling te bepalen. Ook zijn na de suppleties monsters genomen van de rivierbedding rondom en benedenstrooms van de suppletievakken.
- Vanaf de start van de werkzaamheden in 2021 is er iedere maand een surveycampagne met multibeam-echosounder uitgevoerd om de bodemveranderingen te registreren.
- De gegevens zijn geanalyseerd door een afstudeerder van de TU-Delft.
Resultaat: producten:
- Mini documentaires (video):
Zandsuppletie Proeftuin Oude Maas op baggerschip
Mini-docu Oude Maas proeftuin YOUTUBE
Video scheepsgolven Proeftuin Oude Maas
- Publicatie op het internationale RCEM congres in USA 25 - 27 september 2023 (Titel: Morphodynamics of sand nourishments (sand engines) in eroding sections of the Rhine-Meuse Delta)
Resultaat: wat hebben we geleerd:
- In deze proeftuin is waardevolle kennis ontwikkeld over haalbare oplossingen voor het stabiliseren van rivierbeddingen.
- De suppletie in de erosiekuil zorgt ervoor dat zowel de groei van de kuilen wordt vertraagd, als dat de grootschalige erosie van de Oude Maas wordt verminderd door voeding met het zand dat deels weer uit de kuil spoelt. Omdat het zand weer geleidelijk uit de kuil verdwijnt, is het belangrijk dat de erosiekuil periodiek weer wordt aangevuld (bijvoorbeeld met intervallen van een jaar of van enkele jaren). Alleen dan kan deze de kuil blijvend stabiel houden, en de erosie benedenstrooms blijven bestrijden.
- Hoewel bij suppletie enig verlies optreedt tijdens de uitvoering, draagt dat sediment wel bij aan het stroomafwaartse systeem. Daardoor blijft de maatregel doelmatig, zelfs als niet al het zand in de erosiekuil terechtkomt.
- De pilot is uitgevoerd binnen het onderhoudscontract van Rijkswaterstaat WNZ. Het ministerie heeft in 2020 besloten het vermarkten van het gebaggerde zand uit de Merwedes af te bouwen, en het vrijkomende zand in te zetten voor bestrijding van erosie. Uitvoering van deze pilot biedt de motivatie deze methodiek standaard in te bedden in het rivieronderhoud, en daarmee het beoogde beleid voor duurzaam sedimentbeheer voor de Rijn-Maasmonding vorm te geven.
- Het gebruik van vrijgekomen zand voor het stabiliseren van rivierbodems past binnen de visie van PAGW en draagt bij aan de doelen van het PAGW.
- Het combineren van onderhoudscontracten met projecten die zand nodig hebben, verhoogt de efficiëntie door vraag en aanbod van sediment te integreren binnen één beheerprogramma.
- Naast financiële overwegingen moeten ook veiligheid, duurzaamheid en leerdoelen meegenomen worden. Zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers worden gedreven door intrinsieke motivatie, innovatie en veiligheid.
- Langetermijnmonitoring van suppleties is essentieel om inzicht te krijgen in het sedimentgedrag en de duurzaamheid van oplossingen.
- Erosiekuilen reageren dynamisch op natuurlijke krachten. Door continue monitoring kan het beheer worden aangepast op basis van nieuwe gegevens.
- Leren door te doen, zonder vooraf alles volledig te begrijpen, is een effectieve manier om vooruitgang te boeken en praktijkervaring op te doen die voor opschaling essentieel is.
- Voor het ontwerp van de erosiekuilen is het belangrijk dat eisen die worden gesteld aan het benodigde sediment aansluiten bij de eigenschappen van het sediment wat beschikbaar is. Hiermee wordt flexibiliteit gecreëerd, zodat de projecten eenvoudiger op elkaar kunnen aansluiten.
- Omdat de suppletie onder water ligt en ver van recreatiegebieden en bewoning, is het onzichtbaar voor passanten. Het demonstreren en uitleggen aan het publiek is daarom veel uitdagender dan suppleties voor aanleg van oevernatuur.
2.3 Proeftuin Hoogezandsche Gorzen, Hollands Diep
Het doel van dit pilotplan is om een proef uit te werken voor het toepassen van gebaggerd slib voor de ontwikkeling van intergetijdenatuur voor de locatie Hoogezandsche gorzen. Dit plan zal het vertrekpunt zijn om samen met de betrokken stakeholders en experts een besluit te nemen over de haalbaarheid en uitvoering.
De Vries & van de Wiel beheert het areaal van RWS west Nederland-zuid. Het gaat daarbij om baggerwerk in de Merwedes, de Amer, Dordtse kil, Doorsteek Hollands Diep, Nieuwe Maas en Lek. Een groot deel van dit materiaal wordt naar het depot in het Hollands Diep afgevoerd omdat het ontbreekt aan geschikte toepassingslocaties. Ongeveer 20% dit het materiaal is echter schoon genoeg om direct toegepast te worden (klasse A), de rest van het materiaal bestaat uit licht vervuild materiaal dat toepasbaar is mits de ontvangende bodem van vergelijkbare klasse is (klasse B). De verwachting is dat het materiaal in de toekomst steeds schoner zal gaan worden en het aanbod aan schoon gebaggerd materiaal zal toenemen.
Tegelijkertijd is in het Haringvliet-Hollands Diep behoefte aan sediment voor natuurherstel. Door het grotendeels wegvallen van het getij na de afsluiting van het Haringvliet als onderdeel van de Deltawerken zijn de uitgestrekte schorren en slikken die kenmerkend waren voor het gebied in vrij korte termijn weggeslagen door wind en golferosie. Door de aanleg van vooroevers is de oeverafslag tot staan gebracht, maar is de zone die onder invloed stond van getijde smal geworden. Voor Natura2000 instandhoudingsdoelstellingen is de behoefte aan het vergroten van het areaal slikkige oevers. De vraag is of het gebaggerd materiaal toegepast kan worden voor het herstel van de slikkige getijdezone.
Om deze vraag te beantwoorden werkt een consortium binnen de Proeftuin Duurzaam Sediment Rijnmond aan deze proeftuin waarmee onderzocht kan worden of het materiaal toepasbaar is voor natuurherstel.
Wat hebben we gedaan:
- De Pilot Hoogezandsche Gorzen is een bureaustudie, waarbij al wat voorbereidende maatregelen zijn uitgevoerd. Kenmerken van deze locatie zijn onderzocht en in beeld gebracht. Er is een ontwerp gemaakt in de vorm van een slibmotor (naar analogie van de zandmotor). De pilot is uitgewerkt door Staatsbosbeheer, RWS en DEME environmental NL.
- Ongeveer 20% van het gebaggerd slib uit de Merwedes, de Amer, Dordtse kil en de doorsteek Hollands Diep is schoon genoeg om direct toegepast te worden (klasse A) en dit aandeel stijgt vanwege de verbeterde milieuomstandigheden. Omdat het ontbreekt aan geschikte toepassingslocaties wordt dit materiaal nu nog vaak in het depot Hollands Diep geplaatst.
- Tegelijkertijd is in Hollands Diep en Haringvliet behoefte aan slib. Door het grotendeels wegvallen van het getij na de afsluiting van het Haringvliet zijn de uitgestrekte schorren en slikken die kenmerkend waren voor het gebied in vrij korte termijn weggeslagen door wind en golferosie. Door de aanleg van vooroevers is de oeverafslag tot staan gebracht, maar is de zone die onder invloed staat van getijde heel smal geworden. Voor Natura2000 instandhoudingsdoelstellingen is behoefte aan het vergroten van het areaal slikkige rivieroevers.
- Voor de uitvoering is geld gevonden door Rijkswaterstaat vanuit een duurzaamheid potje. Waar zand geld oplevert is dat met slib vaak niet het geval. Momenteel bereid RWS de conditionering van de pilot voor. Uitvoering gepland op 2025, na monitoring kunnen we pas zeggen of het een succes is geweest
Foto: sedimentmonsters
Foto: inmeten bodemligging op
Figure: measured bathymetry
Resultaat: Onderzoeksrapportages:
Rapport Noa Elbers - TU Delft:
Wat hebben we geleerd:
- De pilot geeft inzicht hoe je met fijn sediment een slikkige oever kunt aanleggen. Er is immers een gebrek aan slikkige oevers op het Haringvliet/Hollands Diep.
- Waar zand makkelijk te (ver)plaatsen is, is dat met slib niet het geval. Het aanbrengen van het slib op locatie is een uitdaging vanwege de lange ondiepe vooroevers waardoor gewerkt moet worden met een drijvende ponton en leidingwerk. Hierdoor zijn de uitvoeringskosten hoger dan een toepassing waarbij het sediment kan worden gelost door middel van rainbowen
- Voor het plaatsen van het nog vloeibare gebaggerde slib is een constructie nodig die voorkomt dat het wegvloeit naar de diepere delen van het vak. Een lage dam van rijshout (als een soort perskade) voorkomt dit, zodat het slib kan consolideren en daarna gelijkmatig in de tijd door stroming en golven langs de oever kan worden verspreid.
- Het werken in een kwetsbaar Natura2000 gebied is uitdagend en vraagt om een goede onderbouwing van de effecten voor de natuur. In het gebied is het bijvoorbeeld belangrijk de rust tijdens het broedseizoen te respecteren, en mogen de werkzaamheden niet leiden tot een achteruitgang van de natuurwaarden.
- Er is te weinig kennis over de hydrodynamische situatie waardoor het lastig is om te bepalen hoe en waardoor het slib zich zal verspreiden. Door de pilot uit te voeren en te monitoren zal nieuwe kennis ontstaan voor toepassingen elders.
- Het gebied waarbinnen het economisch en millieutechnisch rendabel is om sediment toe te passen is beperkt omdat de vaarafstand van het baggergebied (doorsteek Dordtse kil - Moerdijk) naar het depot relatief kort is.
- De pilot zal na uitvoering nieuwe kennis opleveren voor het toepassen van slib voor slikkige oevers op andere locaties. Een kansrijke locatie om op te schalen is de oever tussen Moerdijk en Lage Zwaluwe.
3. Sedimentatlas
Een van de grootste uitdagingen is het ontbreken van goede informatie over het aanbod gebaggerd materiaal, zowel in volumes, de winlocatie, het tijdstip en civiel en milieutechnische kwaliteit. Door het ontbreken van deze informatie is het niet makkelijk om de vraag en het aanbod van sediment te koppelen waardoor kansen worden gemist. Om hier verandering in aan te brengen is in dit project een sedimentatlas opgesteld met als doel om het aanbod, de kwaliteit en de locatie van het materiaal in beeld te brengen.
Lees verder:
Eindversie: